WENKEN TOOK DE PRACTIJK. De uniform (Antwoord op de opmerkingen van Slagpin, zie N0, 2 van dezen jaargang). De opmerkingen van Slagpin in N°. 2 van dezen jaar gang, naar aanleiding van mijn opstel „Militaire Kleeding" (I. M. T. 1898 Nos 3 en 4), hebben mij veel genoegen gedaan, te meer, daar zij be wijzen, dat Slagpin, niettegenstaande zijne bedenkingen, in vele opzichten met mij medegaat. In mijn aangehaald opstel heb ik mij wellicht minder duidelijk en volledig uitgedruktik zal trachten mijne meeningen dus nader toe te lichten. Yooraf echter een woord van dank aan Slagpin voor de belang stelling en de waardeering, welke hij voor mijn verhaal heeft willen toonen. Ik zal de gemaakte opmerkingen naar volgorde beantwoorden. ad. 1. De noot van de Redactie, waarmee ik geheel instem, heeft ant woord hierop zoo goed als overbodig gemaakt. Draagt de soldaat geen wollen of flanellen onderkleeding, dan is serge te verkiezen boven khakee- drill. Bij eene eventueele invoering van khakee-drill zouden den man dus flanellen in plaats van katoenen hemden moeten worden verstrekt. Het aangevoerde bezwaar vervalt dan, als men op excursie een paar flanellen in voorraad meeneemt. ad. 2. Slagpin verlangt eene duidelijk zichtbare kleur voor de uniform om de eigen troepen van den vijand te onderscheiden. Klaarblijkelijk heeft hij hier den inlandschen vijand op het oog. Ik moet bekennen, dat ik veel voel voor zijn argument, maar het overtuigt me niet. Inde eerste plaats dienen wij in alle opzichten op onze hoede te zijn tegen een Europeeschen vijand (al komt deze gelukkig niet dagelijks voor) en tegenover zoo'n tegenpartij gaat het door mij aangevoerde betreffende de kleuren der uniform zeker door, terwijl ik niet nalaten kan de vraag te stellenzou eene goede gevechtsleiding niet tegemoet kunnen komen aan hetgeen Slagpin verhaalt? Bovendien geloof ik niet, dat de voorgestelde dubbelgekleurde uniform altijd het verwachte effect zou hebben. Men zou de kleeding van alle inlandsche volken tot grondslag dienen te nemen. Wel is waar ben ik op dat gebied niet erg thuis, maar ik weet toch wel, dat een Balinees in oorlogsdos er heel anders uitziet dan een Dajak of een Atjeher of een Javaan van Dipa Negi,r§, 's benden (Yerg. b.v. K. van der Maaten. De Indische Oorlogen, le deel 36).

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 359