348 -
schijnlijk meermalen in tie practijk getroffen heeft. Den jongen inland-
schen soldaat zal dit fusie-lormulier ten eeuwigen dage een abracadabra
zijn, waarvan hij de uiterlijke kennis beschouwt als een djimat tegen
garnizoensrapport, doch waarvan de innerlijke waarde hem eerst zal
doordringen na vele jaren „toeroet kompeni".
Overbodig acht ik het in dit tijdschrift weer te geven, op hoeveel
verschillende manieren onze jongere inlandsche soldaten in staat zijn den
officier van piket bij zijn nachtelijke wandelingen te begroeten. In
navolging van de reeds meer op dreef zijnde oudere inlanders trachten
zij bovendien zeker omdat het „gekleed" staat óók geheel in het
Nederlandsch aan te roepen, zeer ten bate der vergrooting van het aan
tal variëteiten.
De vele onaangenaamheden uit dit alles voortspruitende, zoowel voor
manschappen als officieren, zijn niet te bedwingen door uitleggende of ver
manende garnizoensorderser moet niet genezen, maar voorkomen worden.
Roept men aan, men wil zich begrepen zien. Van een goed begrijpen
kan alleen dan sprake zijn, wanneer de aanroeper zelf in de eerste
plaats geheel vat, wat hij zegt, terwijl ook de aangeroepene moet hunnen
vatten, wat er gezegd wordt. Voor een en ander is in Indië noodig het
gebruik van de taal die er het meest algemeen verstaan wordt, het
z. g. laag-Maleiscb.
Bezigt men de hieronder staande termen (ik roep bij voorbaat de
clementie in van hen, die niet ophebben met onze Oostersche lingua
franca, en houd mij voor betere bewoordingen aanbevolen) dan geloof
ik dat voortaan het aanroepen, ook door de inlanders, vlot van stapel
loopen en het aantal berispingen, tot dusver ervoor uitgedeeld, aanzienlijk
dalen zal. Voor de Europeanen zal het aanleeren van een geheel-Maleisch
formulier gemakkelijker zijn, dan voor het veel grootere getal inlanders het
behoorlijk kennen van het gecombineerde dan wel geheel-Nederlandsche.
Voorstel: Brentie sapa itoe?
Satoe orang madjoe
BrentiTanda perkenalan
Djalan
Mogen in een opstel te veel uitroepingsteekens afkeuring verdienen,
ter aanduiding van een bevel zijn ze op hun plaats, (verg. voorschrilt V. D.)
Wat het „woord" betreft, 123 V. D. zal wel toepasselijk wezen.
Echter zou ik willen dat daar do toelichting „zooals namen van ge
westen, plaatsen enz" verviel. Voor een inlander zonder geografische
kennis zijn zulke woorden niet „gemakkelijk te onthouden".
KI.
Gesabeld kader. Waarom moeten de onderofficieren en korporaals in
het openbaar gesabeld zijn? Het is vooral bij de bereden wapens een