446 verschil aan te wijzen tusschen de M. W. O. of in het algemeen de ordeteekenen en de overige onderscheidingsteekenen, teneinde de waarde van de eerste tegenover de laatste in het oog te doen springen. Moge dit streven prijzenswaardig zijn, het gebruikte middel blijkt wij hebben, zooals gezegd, vooral het oog op niet-actief dienenden onvoldoende. "Wilde men inderdaad aan het voorgeschrevene klem bijzetten, de staat (die zich steeds aan de bepalingen b.v. betreffende de W. O. heeft gehouden, wat wij allen weten) diende zijn toevlucht te nemen tot in het kader onzer gebruiken niet passende dwangmaatre gelen. Mogelijk is deze opvatting verkeerd; daarom doen wij om zeker heid te erlangen de i olgende vraagWie moet t. o. van hen, die het leger hebben verlaten, zorg dragen voor de handhaving der besproken bepalingen Yolgt hierop geen bevredigend antwoord, dan stellen wij een tweede vraag: Deed men niet beter dergelijks bepalingen af te schaffen? Immers niet- gehandhaafde wetten, verordeningen enz. schaden den eerbied voor het gezag. Het zou dan veroorloofd wezen lintjes te dragen van niet- ridder orden alsook het kruis der M. "W. O. achterwege te laten (Wie gunt deze toestemming hun niet, die er gebruik van willen maken?) en dank zij de menschelijke ijdelheid zouden ook de meegedeelde abnormaliteiten blijven bestaan, maar de bestrijding daarvan is beter toevertrouwd aan de slechtste satire dan 1), aan de mooiste voorschriften, die er kunnen bestaanop papier. Kl. Detacheeringen bij de genietroepen. In de 6de aflevering van den vo- rigen jaargang gaven wij in een klein artikeltje een drietal middelen aan om te bereiken, dat de troepenleiders meer bekend raken met de dien sten, die zij te velde van het korps genietroepen kunnen verkrijgen. In dat opstel wezen wij er ook op, hoe hoogst eigenaardig het is dat de leerlingen der Hoogere Krijgsschool slechts door een vierdaagsch bezoek bij het Nederlandsche korps genietroepen kennis maken met den dienst van het technische hulpwapen. Met genoegen kunnen wij thans mededeelen, dat volgens de dagbla den een aan de H. Krijgsschool gedetacheerd artillerie-officier voor vijf maanden bij het korps genietroepen te Utrecht is ingedeeld. Zoowel bij zijn eigen wapen, als in een latere plaatsing bij den Generalen Staf, zal bedoeld officier veel profijt uit deze tewerkstelling kunnen trekken. Mineur. 1) Voor de Med. v. M. e. T. staat voorgeschreven: Het is niet geoorloofd, het lint te dragen zonder de medaille. Deze bepaling bespreken wjj niet. omdat ons niet anders bekend is dan dat de Inlanders hun bintangs dragen „ten voete uit".

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 460