34 „Nou, dat ia dau ook niet veel." Men lette op de typische minachting voor het Maleisch, welke spreekt uit de laatste verklaring, die overigens vrij van ijdelheid genoemd kan worden. Soortgelijke gesprekken voer ik sedert een jaar of ac ht gemiddeld eens per kwartaal, alleen was 't vroeger Hoofdcursus, waar nu Aca demie staat. Zij zijn voor mij getuigen, dat velen groote verwachtingen koesteren zonder zich rekenschap te geven van den schijn van kans ter ver wezenlijking. t Onderwijs aan de K. M. A. is als alle onderwijs slechts een voorbereiding. Die voorbereiding moet zoodanig zijn, dat later zonder leiding de studie met succes kan worden voortgezet. Of ik nu in 't onderhavige geval den beschikbaren tijd voldoende acht, doet hier niet ter zake. Voorstellen ter verbetering behoeven door mij niet in een tijdschrift besproken te worden, daar ik ze zelf bij de bevoegde autoriteit kan indienen. Alleen wil ik er op wijzen dat het Reglement op de K. M. A. slechts één leeraar voor Maleisch en Land-en Volkenkunde toestaat; dat één persoon maar een beperkt aantal uren per week les kan geven en dat het aantal voor mij reeds 22 bedraagt. Men kan wel zeggen meer uren; maar die eenige notie heeft van 't ingewikkelde raderwerk, dat de groote machine doet loopen, begrijpt dat zulks wel gemakkelijk gezegd, maar heel heel moeilijk gedaan is. Met den besten wil ter wereld kan men dag noch week langer maken en wat het eene vak meer krijgt, moet noodwendig van een ander af. BredaSeptember '98. C. Spat.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 46