36 -
beurtelings a faire. En men kan S. zeker niet verwijten zich den
strijd gemakkelijk te maken wat betreft het aantal van zijn tegen-
standers. Hij heeft hen opgespoord overal en overal, met de vinding
rijkheid van een Curumilla, en zoo heeft hij ook mijn bescheiden
persoontje ontdekt, en moet ik het in zijn artikel ook ont
gelden, óók een paar veeren laten. Enfin, ik bevind me in uit
muntend gezelschap, o.a. van den heer Kielstra en van een
paar deskundigen, die indertijd door de Java-Bode werden geraad
pleegd. Dat is tenminste een troost!'t i8 waar
de S. voelt met veel voor de deskundigheid van die deskundigen, hij
wijdt aan hun bestrijding zelfs een viertal pagina's, terwijl hij mij
arme drommel in één enkele afgemaakt heeft, maar in die bestrij
ding is hij niet overal even gelukkig.
Hoe dit ook zij, mijn taak behoeft het niet te wezen S. over alle
punten van repliek te dienen. Doch punt IX in zijn opstel (bladz.
393 en 394) dat gaat mij rechtstreeks aan. Het zij me dus vergund
stelling te kiezen.
Tot goed begrip der dingen, vooral voor degenen onder mijne lezers,
cue het Spectator-opstel niet kennen, moge een korte terreinschets
voorafgaan
De steunpunten van S.'s betoog vormen twee bedenkingen tegen
mijn opstel over Defensie belangen in het I. M. T., en wel:
le, dat mijn conclusie: „Indië moet in militairen zin zoo zelfstandig
mogelijk worden" voeren zou tot in de practijk onbestaanbare gevolgen,
en overdreven onkosten, en
2e, dat ik de fusie verwerp, op grond van de ervaring met de
tegenwoordige marineofficieren opgedaan.
Hieromheen groepeert hij nog enkele hindernissen, bijv. stoot ik
bij den aanvang al op het verwijt, dat door mij (in het genoemde
opstel) „eenige" onverdedigde en niet toegelichte stellingen worden
verkondigd, terwijl natuurlijk ook op mij van toepassing zijn moet het
algemeen verwijt aan de anti-fusie mannen, het verwijt n. 1. van zich
te bedienen van ondegelijke strijdmiddelen.
Xu zou men mogen verwachten, niet waar? dat S. aan ons, licht
zinnige praters een voorbeeld geeft van echte, onvervalschte dege
lijkheid, dat hij ons verpletteren zou onder argumenten als mokers,