500
een peloton of eene compagnie (op 4 gelederen) is; in dit geval
wordt niet alleen de kans dat alle geweren stil en evenwijdig liggen
veel geringer dan bij kleinere afdeelingen, maar de Pelotons- of
Compagnies-Commandant kan ook zijne afdeeling slechts zeer onvol
komen overzien, zoodat van een juiste beoordeeling van dat stil lig
gen geen sprake kan zijn.
Het bedaard uitspreken en het eenigszins aanhouden van het
commando Vuur", acht ik niet noodig. Bij een goed salvo gaan
alle schoten af bij het hooren der eerste klanken van het commando
en doen zij dat niet, dan is het een slecht salvo.
Slechte salvo's maken den troep zenuwachtig, verminderen den
moreelen indruk, die salvo's in 't algemeen zoowel op vriend als
vijand maken en zijn daardoor oorzaak, dat het vuur spoedig uit
de hand des aanvoerders raakt.
Volgens mijne meening moet dan ook gestreefd worden naar het
afgeven van goed gerichte, rond vallende salvo's en ik acht een kort
en krachtig Vuur" hiertoe een bepaald vereischte. Het voorschrijven
van het tegendeel oordeel ik daarom niet gewenscht, en moet het
aan de Compagnies-Commandaten worden overgelaten, hoe zij dit willen.
161. Het middel om den soldaat te leeren naar behooren lang
zaam of levendig tirailleurvuur uit te voeren d. w. z. hoogstens
4 resp. 8 schoten per minuut te doen heb ik nog niet gevonden
en vermoedelijk zeer vele, zoo niet allen, met mij. Ik geloof dan
ook dat het beter is, het doen uitvoeren van deze beide vuursoorten
aan den Sectie-Commandant vuurleider op te dragen, mits dan in
de R. S. bepaald worde dat op het commando tirailleur vuur
der groepscommandanten, alleen het magazijn mag worden leeg
geschoten en opnieuw geladen.
Door eene meer of minder snelle aanwijzing der groepen, die
vuren moeten, heeft de Sectie-Commandant het dan geheel in zijne
macht .de snelheid van het vuur te regelen.
Overigens kan ik mjj met de gegeven voorschriften omtrent de
gezamenlijke vuren wel vereenigen en acht het zeker een zeer goed
denkbeeld, dat het gevechtsschieten zoo zeer is uitgebreid.
Batavia, Febr. 1899.
J. B. SNEPVANGERS