649 ling der artillerie achter terreinvoorwerpen zoodanig te bepalen, dat men kan verwachten gedekt te zijn tegen vijandelijk artillerievuur. "Wel is waar gelden voor ander geschut ook weder andere vlucht- hoogten, doch door gebruikmaking dezer tabellen kan men onge veer toch eenige gevolgtrekking te dezen opzichte maken. Het spreekt vanzelf dat wij hier het oog hebben op vijandelijke bereden artille rie, dus veld- en berggeschut, want voor vestinggeschut en mortieren zouden deze tabellen zeer weinig waarde hebben. Een derde en meer toe te passen gebruik, is het bepalen tot op welken afstand voor eene bepaalde dracht over de eigen troepen heen gevuurd kan worden. In de hierbij gevoegde tabellen toch vindt men de verheffingen van het projectiel in de laagst te verwachten banen voor elke dracht op alle afstanden. Daar het evenwel voor het moreel der troepen noodzakelijk zal zijn, dat de projectielen niet te dicht over hen heengaan, moet, bij het beoordeelen tot op welken afstand zonder gevaar voor den eigen troep over dezen heen gevuurd kan worden, nog een zekerheidsfactor ingevoerd worden. Hemen wij daarom aan, dat slechts dan het vuren over de eigen troepen mag worden toegepast, wanneer de verheffing van het pro jectiel in de baan minstens 10 Meters bedraagt, dan kunnen wij dadelijk met de tabellen bepalen, tot hoever wij de attaqueerende troepen met het artillerievuur kunnen ondersteunen. Hierbij moet evenwel nog als beperking worden aangenomen, dat, zoodra de eigen troepen tot op 800 Meters het doel genaderd zijn, het vuur op dat doel gestaakt moet worden en desverkiezende op meer achterwaarts gelegen terrein worden overgebracht. Evenzoo zullen de troepen op minstens 300 Meters van de artilleriestelling verwijderd moeten zijn, alvorens tot het vuren over eigen troepen mag worden overgegaan. Soerabaja December 1898. le Luitenant der Artillerie. A. VAN DEN BoveNKAMP

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 121