651
om onder zulke voorgangers de krijgskunst te leeren en die later ons
vaderland uitnemende diensten bewezen. Wjj noemen slechts de gebroe
ders Francis en Horatis de Vere, Engelschen, die zich bij Nieuwpoort
onderscheidden vele Duitsche vorsten, die de regeering van hun nietig
landje moede, liever roem en eer in vreemden dienst gingen zoeken,
zoo onder Willem III Georg Friedrich, vorst van Waldeck.
Ook het Indische leger telt vreemdelingen in zijn gelederen, vroeger
nog meer dan nu. Velen daarvan hebben zich als olficier de hoogste
aanspraak op onze dankbaarheid verworven.
Na den val van Napoleon I was de „grande armee" naar alle zijden
uiteengespat. Vele officieren en mindere militairen, aan het woelige
oorlogsleven gewoon, kwamen nu óf buiten betrekking of ze verveelden
zich doodeljjk in een of ander stil vredesgarnizoen. Geen wonder
dus, dat zij vrijwillig dienstnamen bij het Nederlandsch-Indische leger,
in de hoop tusschen de keerkringen nieuwe lauweren bij de reeds verkre
gen te kunnen voegen. O. a. bevonden zich onder deze oorlogsmannen
tal van Zuid-Nederlanders.
Had Noord-Nederland zoowel als Eataafsche Republiek als onder
Koning Lodewijk Napoleon een zelfstandig leger gehad, ook gedurende
de Fransche overheersching werden zijn troepen, op uitdrukkelijken
last van Napoleon I zelf, in het groote leger afzonderlijk gehouden.
De Zuid-Nederlanders daarentegen waren over alle regimenten van 's
keizers leger verdeeld. Velen namen nog deel aan den slag bij Water
loo aan Fransche zijde. Toen de vrede in Europa bevestigd was, keerde
een verbazend groot aantal Zuid-Nederlanders naar hun land terug en
vroegen aan koning Willem I een plaats in het Nederlandsche leger,
dat inmiddels uit het Hollandsche contingent van het voormalige keizer
lijke leger gevormd was. Wegens overcompleet kon aan al die aanvragen
niet worden voldaan. Vandaar de vele Belgen, die toen in Indië dienst
namen en die zich gedurende talrijke expedities in de eerste helft dezer
eeuw een roemrijken naam verwierven. Wij noemen slechts Van Geen,
Lahure, de Bast, Sollewijn, Errembauld de Dudzeele, van Gansen,
Goffinet, Delatre enz, enz. De meesten hunner repatrieerden in 1830
en gingen toen in Belgischen dienst over; enkelen, zooals Van Geen
en Sollewijn, bleven in Nederlandschen dienst.
In het werk van den kapitein-adjudant der Gentsche burgerwacht