658 De uniform bestond uit een blauwachtig grijzen dolman en dito pan talon, wit vest, blauwgrijze manteljas, zilveren tressen en knoopen, lichte casquette, zwart lederwerk en huzarenlaarzen. Men bezigde Engelsche zadels op lichte dekjes. Onderofficieren en minderen droegen dezelfde uniform, het zilver echter grootendeels ver vangen door wit kemelsgaren of metaal, daarenboven een blauwachtig grjjze stalmuts, grijslinnen rijbroek en stalbuis. Volgens de formatie van 1819 bedroeg de sterkte van het regiment 567 paarden, om bij die van 1830 op 620 paarden te worden gebracht. In de derde plaats bestond er nog een soort Inlandsche gendarmerie, opgericht door Daen- dels, de djajeng-sekar 's. Zij ressorteerden onder het civiel bestuur. Niettegenstaande velerlei miskenning en onoordeelkundig gebruik, heeft het Indische ruiterwapen zich altijd onderscheiden door groote doods verachting en zelfverloochening en daardoor Nederland in zijne koloniale oorlogen groote diensten bewezen, die, helaas, vroeger niet altijd erkend werden. Heeft men zelfs niet eens het plan geopperd om de cavalerie maar eenvoudig af te schaffen? Gelukkig is men tegenwoordig het ruiterkorps beter, of liever gezegd, verstandiger gezind. De wijze, waarop het o. a. in de laatste jaren in Atjeh opgetreden is, het groot percentage gewonde officieren bewijst genoeg. Bij aankomst te Batavia werd de wachtmeester Lahure geplaatst bij de keurbende der Bengaalsche lansiers. In Februari 1824 vergezelde hij met tien ruiters den toenmaligen Gouverneur-Generaal van der Capellen op een reis van Batavia naar Semarang en van daar naar de Molukken. Hier begint Lahure 's heldenloopbaan, waarvan wij achter eenvolgens eenige der meest belangrijke feiten zullen aanstippen, zonder te willen trachten een levensbeschnj ving te geven. Ons doel is alleen een dapper ruiteraanvoerder in de herinnering van het Indische leger terug te roepen, waarbij tevens kan blijken, welk een groot succes cavalerie, hoe gering ook in getalsterkte, kan hebben onder leiding van een onverschrokken chef. Gedurende het verblijf van den Gouverneur-Generaal te Makassar waren verwikkelingen ontstaan met Tanette, Soepa en Boni. Tanette werd in Juli 1824 tot rede gebracht; Boni en Soepa boden evenwel krachtigen tegenstand. De gemeenschap over land tusschen Makassar en onzen post te Maros, waar eerst majoor Wachs, later majoor

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 125