689
geen reservepersoneel aanwezig is en dus het leger d&dr met den
dag verzwakt, zonder kans zich te herstellen.
De voorstanders der Fusie redeneeren over deze bezwaren heen.
Ik heb nooit tegengesproken, dat de Fusie voordeelen heeft, maar de
nadeelen, juist uit een oogpunt van Landsbelang, zijn erger.
M.i. eischen de nationale belangen dan ook geenszins de samen
smelting der officierskorpsen. Integendeel zij eischen èn voor Neder
land èn voor Indië militaire macht, die niet alleen voldoende sterk is
Op 't oogenblik van een aanval, maar die gelegenheid heeft, over
voldoende middelen beschikt, zichzelf op sterkte te houden.
En daar Indië voor zijn leger en marine noodig heeft een genoeg
zaam sterk Europeesch personeel, en dit personeel in dreigend gevaar
bijna nimmer uit Nederland zal kunnen worden aangevuld, is het duide
lijk, dat in Indiè een reserve aanwezig zijn moet, dat dddr voor een zoo
groot mogelijk deel de opleiding der officiers-adspiranten en de hoo-
gere vorming der officieren plaats hebben moet.
Hetgeen ik hier betoog is trouwens reeds meermalen en van zeer
gezaghebbende zijde betoogd, al werden toen misschien niet alle wen-
schen zoo samengevat.
„Ziet 1" roept de Heer Thomson. Wanneer van die zijde aan de ban
den geknaagd wordt, die de koloniën verbinden aan het moederland,
is het dan niet hoog tijd, dat het moederland die banden hechter maakt
en nauwer toehaalt?"
Verwisselt Z. E. G. hier soms oorzaak en gevolg? Dat nauwer
toehalen der banden toch is niet van heden of gisteren, maar dagteekent
reeds van eenige tientallen jaren herMen raadplege het, ook door
den Heer Thomson meermalen geciteerde, „Gedenkboek van 't Regent
schap van Koningin Emma". Trouwens, de Heer Thomson gaf zelf een
aantal voorbeelden van 't nauwer toehalen der banden op bl. 461,
waar hij de opheffing van verschillende Indische militaire inrichtingen
memoreerde. Hij behoefde dus niet te zeggen, dat 't hoog tijd wordt
Neen, het systeem van hechter toehalen der banden viert reeds twintig
jaren zijn hoogtijd!
In den Mil. Spectator van 1898 N°. 9 schreef de gep. kolonel
H. H. Rink (beoordeelende het boek van kapiteii Verwijnen over de
Militaire School te Meester-Cornelis) onder meer het volgende: