DE DENKBEELDEN VAN TARCHUS OMTRENT DE VERDEELING
VAN HET AANTAL PLAATSEN VOOR DE HOOGERE
KRIJGSSCHOOL OVER DE VERSCHILLENDE
WAPENS IN „KRIJGSWETENSCHAP"
BESPROKEN.
Naar aanleiding yan de door den Heer van Bennekom gesproken
woorden tijdens het debat, na de lezing van den oud-kolonel Nieuwen-
huijzen op 28 April j. 1. gehouden, werd ook ons artikeltje in de
3de aflevering van dit tijdschrift aan critiek onderworpen.
Overste Staal, directeur der H. Krijgsschool, deed ons met zijne
beoordeeling zeer veel genoegen, al spjjt het ons dat de bewoordingen,
waarin dat artikeltje werd opgesteld, min of meer de afkeuring van
Z. Hoogedelgestrenge opwekten. Toch gelooven wij, dat de vorm,
waarin wij onze meening nederschreven, niet zooveel te kort
schoot, iets wat wij met te meer recht mogen veronderstellen, omdat
inderdaad de redactie van ons tijdschrift in den laatsten tijd zorg
vuldig waakt tegen heftige en scherpe artikelen.
Mochten wij werkelijk niet spreken van „de gewone militaire sleur",
bestaat die dan heusch niet meer?
Het is ons een genoegen dit te hooren verkondigen door een
hoofdofficier, dien wij zoo hoogachten als overste Staal, intusschen
wij betwijfelen of Z. H. E. G. gelijk heeft.
De neergeschreven meening, dat de Minister van Oorlog zich bij
de jaarlijksche verdeeling van het aantal open te stellen plaatsen
zou laten leiden door sleurvoorstellen van een zooveelsten commies
op het bureau voor Mil. Zaken van het Dep', van Koloniën, moge
wellicht enkele lezers een weinig hard in de ooren klinken, de
bedoeling er van is toch duideljjk.
Uit de feiten, de steeds terugkeerende zelfde verhouding van het