- 713 jaar 1891 en 1892 (zoo ziet ge, dat de promotie ook zonder bezui niging slecht kan gaan, mopperaars!) en zoo kwam het te ge beuren, dat in Magelang een 2e luitenant aankwam, die reeds om en bij de 6 jaar dien nederigen rang bekleedde, doch reeds vele jaren op Atjeh had gediend en aldaar zeifs belast was met het commando over Siroen, toen onzen meest bedreigden post. Eindelijk was toch ook zijn beurt voor bevordering daar; niettegenstaande hij nu reeds als 2e luitenant een commando had gevoerd, gewichtiger dan dat van eene compagnie, moest hij natuurlijk bij de eerstvolgende con- duitebeoordeeling „nog niet" geschikt voor bevordering worden gemeld. Er was in datzelfde garnizoen een ander luitenant, die nooit iets anders had gedaan dan braaf zijn plicht bij een compagnie in een vredesgarnizoendie was een half jaar ouder officier dan de bo vengenoemde, zoodat hij ook iets eerder bevorderd was. De eerste maal was ook deze natuurlijk nog niet geschikt, maar toen de reeds gemelde Atjehluitenant „nog niet" kreeg, stond hij al volkomen geschikt. Ziet dat hinderde den ex-postcommandant van Siroen; kleingeestig niet waar Er moge alleen de conclusie uit getrokken worden, hoe verkeerd die eeuwige sleur in het militaire werkt, men komt vaak tot het ook nog al dwaze gevolg, dat, wanneer de promotie goed loopt, men in 3 jaar le luitenant is en in 4^ a 5 jaar geschikt voor kapitein, terwijl een minder gelukkig, bij een ander wapen dienend collega» na 6 k 7 jaar l6 luitenant wordende, eerst na 8 9 jaar geheej geschikt voor de derde ster is. Of nu laatstgenoemde al beter officier is dan eerstgenoemde, macht nichts. Als men wilde bezuinigen en tevens verbeteren, dan was er nog wel wat aan te doen, zonder iemande belangen te schaden. Laten we eens denken aan het Departement van Oorlog, dat nu over 6 a 7 gebouwen verdeeld is en uit dien hoofde een aardig bedrag aan boodschappenloopers kost. Hierop zou belangrijk te bezuinigen zijn, als men allen in een gebouw onderbracht en dan liefst in Bandoeng. Het zou wel weer eene uitgave in eens vorderen, maar het werk zou veel vlotter gaan, zoodat men behalve de reeds bovengenoemde

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 185