759 daansche begraafplaats. Ligt deze begraafplaats hooger dan het om liggende terrein en zoo ja, waaraan kunt gij dit zien 4/ Wanneer verondersteld wordt, dat de compagnie aangetreden staat op den grooten weg van P. naar O., frontmakende naar het Noorden, de rechtervleugel aangeleund aan den Westelijken kampong- rand van O., hoe zoudt gij dan uwe sectie laten marcheeren: om stelling te nemen in den Noordelijken rand van kampong B. (onbepaald); idem, doch nu ten Oosten van het voetpad, dat in de richting Zuid-Noord door bedoelde kampong loopt (meer bepaald); c, als bij b, zoodanig dat de rechtervleugel uwer sectie staat op het punt, waar bedoeld voetpad den Noordelijken kampongrand ver laat (bepaald). Wanneer deze vragen en opdrachten theoretisch op de kaart behan deld zijn, dan stelle men bedoeld kader in de gelegenheid, om met de kaart bij zich, de plaatsen in Bub. 4 genoemd, te zoeken. Zij blijven op de hun aangewezen plaats in stelling, tot dat de uitvoering hunner opdracht gecontroleerd is. Den manschappen vrage men af, wat gedurende dien marsch hunne aandacht heeft getrokken. TERREINSCHETSEN. In werkelijkheid zal een Eur. sergeant niet dikwijls een terrein schets moeten maken. Moet hij al een enkele maal zulks in een vredesgarnizoen doeD, leert hem dan het volgende: 1/ de plaatsing van de Noordoaald; 2/ wanneer deze overbodig is; 8/ hoe hij de richting aangeeft van rivieren en wegen, die maar voor een gedeelte op het schetsje voorkomen. 4/ dat de plaatsnamen, en zoo noodig de andere bijschrijvingen als natte sawah", „glagah", enz. evenwijdig worden geschreven met den bovenkant van het papier en zulks ter bevordering van de netheid 5/ dat hij op die schetsjes alleen het hoog noodige aangeeft. MARSCHEN. Waarom (volgens het voorschrift op den velddienst) bij marschen,

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 239