552 is, dat een ieder met genoegen zijn plicht doet. Moet het eerste geëischt, naar het tweede moet gestreefd worden. Door dwang allééns kan hoogstens bereikt worden, dat het gros slechts doet wat het doen moet om straf te ontloopen, dat het slechts zijn plicht doet, waar controle mogelijk is. Het gevolg zal dan nog zijn een geest van ontevredenheid, een zucht tot lijdelijk verzet, die èn voor den goeden gang van zaken èn voor de tucht ten zeerste schadelijk zijn moet. Wat is moeielijker dan dit: niet te veel en niet te weinig! Wat een menschenkennis is er noodig, om niet mis te tasten, waar het te veel voor den een, niet genoeg is voor den ander. Hier kan en mag dan ook geen sprake zijn van wetten, die streng naar den letter moeten worden opgevat. Wil de disci plinaire rechter zijn plicht kunnen doen, dan moet hem vrijheid, veel vrijheid worden gelaten. Gelukkig dat althans in dit opzicht ons verward en verouderd reglement van krijgstucht niet tekort schiet. Het is duidelijk dat, als de rechter eene zóó groote vrijheid geniet, het hem ten plicht wordt om in elk bijzonder geval niet alleen met alle bijkomende omstandigheden, doch ook met de persoonlijkheid van den overtreder ernstig rekening te houden. Waar dus die per soonlijkheid op den voorgrond treedt, kan het niet anders of, bewust of onbewust, wordt mede rekening gehouden met het milieu, waaruit die persoonlijkheid voortkwam. Er behoeft dus niet gevreesd te worden, dat het zoo karakteristiek verschil tusschen Europeaan en inlander door den disciplinairen rechter zal worden verwaarloosd. In het eenige geval, dat zulks wel degelijk geschiedt, ligt dan ook de fout niet aan hem, maar aan de wet, het Reglement van Krijgstucht. Terecht duldt dit geen persoonljjke opvattingen, waar het voor schrijft welke straffen mogen worden opgelegd, maar eene grove fout is het, dat voor Europeaan en inlander dezelfde straffen gelden. Dit is een gevolg van het zonder meer van toepassing verklaren van een Nederlandsch wetboek voor Indische en daaronder inlandsche mili tairen. Ik ben dan ook overtuigd, dat velen het met mij eens zullen zijn, dat onze tegenwoordige disciplinaire Btraffen weinig geschikt zijn ter correctie van onze Kromo's. Het is toch van voldoende bekend heid, dat de inlander heel eigenaardig denkt over eenige dagen van zalig niets doen en dat onze huidige provooststraf, nog wel eene der

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 24