BALEH KEADANGAN.
1861.
Het zal nu bijkans 40 jaren geleden zijn (April 1859) dat in het
toenmalige Sultansrijk van Bandjermasin een gevaarlijke opstand
uitbrak tegen den onwaardigen Tamdjid Illah ten gunste van den
eigenlijk rechtmatigen erfgenaam van den troon, den rijksbestierder
Hidayat. Het Nederlandsch-Indisch gouvernement geraakte daarin
betrokken, moest tot zending van troepen overgaan en reeds in
het volgende jaar werd het rechtstreeksch bestuur ingevoerd bij
proclamatie van den regeerings-commissaris F. N. Nieuwenhuijzen
(op 11 Juni 1860).
De opstand was evenwel nog lang niet bedwongen en de vijand,
hoewel herhaaldelijk en overal geslagen en verstrooid, wist zich tel
kens weder te verzamelen, zoodat de troepen onder Luit. kolonel
G. M. Yerspijck bestaande uit het 9°, het 7S en het 13^ Bataljon
met de noodige artillerie en genietroepen, de handen vol werk hadden,
ook nog gedurende het jaar 1861.
De gebeurtenissen in die jaren zijn meermalen te boek gesteld
(o.a. door den majoor W. A. van Rees in een zeer uitgebreid werk
over den geheelen Bandjermasinsche oorlog). Uit den aard der zaak kon
deze schrijver niet over alle voorvallen in bijzonderheden treden, daar
de wijze, waarop de opstand bedwongen werd, zich hiertoe minder
leent. De krijgsverrichtingen bestonden toch hoofdzakelijk uit een
lange reeks van patrouilletochten, waarbij veel gemarcheerd, doch
maar zelden gevochten werd, omdat de vijand zich gewoonlijk ijlings
uit de voeten maakte.
Het gelukkig toeval speelde mjj onlangs een aantal oude rappor
ten en afschriften over dien tijd in handen, terwijl medestrijders zoo
welwillend waren mij nog meerdere inlichtingen te verschaffen, en
ik maak hier van de gelegenheid gaarne gebruik daarvoor een woord
van dank te plaatsen.