553 zwaarste straffen, hem dan ook vrij koud laat. Het is waar, dat een minder volledig menu, om den anderen dag, zijne genoegens wat kan komen bederven; het is waar, dat hij, als hem de keus werd gelaten, liever zijne volle vrijheid van beweging behield dan door een paar handboeien daarin een weinig te worden belemmerd; maar wat zijn dat kleinigheden vergeleken bij het veel grootere inconve nient aan die zalige rustperiode verbonden n.l. het gemis van sirih pruim en strootje! Ook is het waar, dat hij er geldelijk niet op vooruitgaat, als hij veroordeeld wordt om eenzaam opgesloten over begane zonden na te denken (juist iets voor een inlander!), maar hij heeft ook al dien tijd geen behoeften, gemakkelijk als hij zich schikt in het onvermij delijke. En heeft hij het gevang verlaten, zoo wacht hem den eersten soldijdag den besten een extratje, vier centen provoostgeld voor eiken dag provoost en welgemoed wordt dan het tekortgekomene aan sirih, tabak en lekkernijtjes ingehaald. Provoost- en cachotstraffen, na de plaatsing in de 2de klasse van militaire discipline onze zwaarste disciplinaire straffen, voldoen dus niet voor den inlander, die geen verveling kent en gewoon is om op de harde planken te slapen. In nog ergere mate is dit het geval met de straf van politiekamer. Wat kan het onzen Kromo schelen of zijne houten slaapplaats in een vertrek aan de wacht, dan wel in de chambree staat? Wel moet hij wat vroeger naar kooi, maar hoe menigmaal zocht hij niet uit vrije verkiezing vóór het bepaalde uur zijn nachtleger op? Van deze straf blijft dus niet veel anders over dan het gedwongen verblijf in het kwartier als anderen mogen uitgaan. Hiermede zijn wij gekomen aan de naast lagere straf, n.l. die van kwartierarrest. Ook deze vrijheidsberooving is voor een inlandsch fuselier een veel lichtere straf dan voor zijn Europeeschen collega, waarvoor zij werd uitgedacht. Als Kromo met een strootje of sirih pruim in den mond wat luieren kan en voor afwisseling een boom kan opzetten met zijn kornuiten of wat gekheid kan maken met zijne vrouwelijke rasgenooten, als hij allerlei versnaperingen en kleine be- noodigdheden te kust en te keur krijgen kan, dan is hij tevreden en is het eene zeer kleine opoffering voor hem, om zijne wandeling

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 25