781
goed gevulde schuren en voor het afmarcheeren werd de ladang, die
uit zeven woonhuizen bestond en volgens de gidsen de nederzetting
van zekeren Imaam was, eveneens vernield. De gidsen hadden zich nu
georiënteerd en zeiden den weg naar Bampa te kennen.
Bjjna den ganschen dag had het geregend en toen men tegen half
4 bij de Soengej Batam een paar oude huizen op een open plaats vond,
liet de commandant een bivak opslaan en vuur aanleggen, ten einde
de manschappen gelegenheid te schenken hun kleeren te drogen.
In den vroegen morgen van 27 Mei trok men verder door de kampong
Bampa over Goenong Pakkan tot aan de Tapin-rivierreeds bij de
Mangkau-rivier was het doorwaden zeer lastig, daar men tot aan de
oksels in het water stond. Een dikke rotting werd over de rivier
gespannen, waaraan de manschappen zich konden vasthouden als
steun tegen den sterken stroom.
De Tapin- rivier echter bleek geheel ondoorwaadbaar en de stroom
zeer hevig, zoodat hier omstreeks 4 uur 's middags aan den oever
het bivak werd opgeslagen.
Toen de maan opgekomen was, liet de commandant een vlot maken,
ten einde daarmede den volgenden morgen den overtocht te doen,
hetgeen dan ook den 28st0n om 5X/S uur begon. Den marsch voort
zettende, trok men over het Sinkalong- gebergte en kwam vervolgens
op bekend terrein. De luit. Cavaljé berekende, dat men dienzelfden
dag onmogelijk Kendangan zou kunnen bereiken en daar de vivres
op waren, besloot hij de naast bijzijnde postBantauaan te doen, om
zich daar van levensmiddelen te voorzien. Om 4 uur kwam men
aldaar aan, de controleur Fuijck wees den troapen een ledigstaand
huis aan en hier werd overnacht. Het was evenwel gebleken, dat
de commandant van Bantaude adjudant-onderoff. d.d. officier van
Puffelen geen genoegzamen voorraad vivres bezat om de colonne te
helpen. Men zou die nu van Moengoe Thayor doen halen en luit.
Cavaljé maakte van deze gelegenheid gebruik, om drie flankeurs, die
reeds gedurende de beide laatste dagen wegens ziekte de colonne in
de tandoes hadden moeten volgen, naar Moengoe Thayor te zenden,
met verzoek hen van daar verder te vervoeren naar het hospitaal
te Martapoera. Bovendien kreeg de controleur bericht, dat Toe-
mengong Sampaneen hoofd der muiters, zich met eenig volk op den
Dl. II, 1899. 52