794
duidelijk. Men kan het niet beter verlangen. Dat het leeren schieten
zeer moeilijk is, bewijst het voorschrift door aan de opleiding de
grootste waarde te hechten en terecht, want enorm zijn de werkingen,
die een schatter moet doen alvorens het schot afgaat.
Uitgaande van de veronderstelling, dat het geweer geladen en de
schutter in de houding van vaardig staat, moet hij achtereenvolgens
1®. Onder het voorwaarts omhoog dus in horizontale lijn
brengen van het geweer, dit vast doch zonder stooten tegen den
schouder plaatsen, - en voldoen aan alle eischen genoemd in 86.
2®. Tegelijkertijd den voorsten of de beide voorste vingers
voor en om het onderste gedeelte van den trekker brengen.
3®. Diep adem halen. 95.
4\ Linkeroog sluiten, drukpunt nemen en richten.
5®. Adem inhouden, lichaam en linkerarm vooral - stil houden.
88 93 en 95.
6®. Den druk op den trekker doorzetten 93) en den adem
largzaam uitstooten. 95.
Zie zoo, we zijn er en als het schot nu is afgegaan, mag hij nog
een oogenblik in den aanslag blijven en in die houding de afwijking
van den korrel melden.
Na al het vroeger vermelde over het materieel voor de oefeningen tot
kamerschietcylinders, valt nog het volgende op te merken over punt c.
Waarschijnlijk heeft men niet den moed gehad van de Gaupillat-
patroontjes afscheid te nemen.
Immers het stelsel is er nog, alleen wat gewijzigd.
Als motief voor het goede van het stelsel wordt gezegd:
„Bjj proefneming met dit materiëel is gebleken, dat bij het schieten
met het geweer - van den bok -, door een goed schutter op 7.5 M.
alle schoten kunnen gebracht worden in een cirkel van 3 c.M. mid
dellijn (zie ook I. O. 1897 No. 5).
Het is mij onmogelijk te begrijpen, dat men in onzen tijd, onder
bovengenoemde omstandigheden, deze uitkomsten bevredigend kan
noemen.
Ik voor mij vind zulks een miniem resultaat en ben geneigd mij
te denken in den tijd der haakbussen. Als bewijs daarvoor geef ik
u hier mijne ondervinding van het stelsel in Holland,