797 li kan me vooretellen, dat onze Kromo'e er weinig van begrijpen. Dat men slechte of middelmatige schutters 2 of 3 maal dezelfde oefening laat doen is begrijpelijk, en hoewel het zijn nut kan hebben ook goede schutters eene oefening te doen herhalen, is dunkt mij daarvoor tijd en gelegenheid genoeg, als zij eenmaal in de vrije oefeningen zijn, terwijl zij bovendien toch elk jaar een herhalings cursus moeten doorloopen. Het toegeven van patronen, in 125 bedoeld, is goed en werkt zeer animeerend, doch niet zooals 126 het aangeeft. Het is ten eerste veel te toegevend, onbillijk tegenover velen en mij dunkt daarom ook niet in 's lands belang. Edoch! wat is het geval? Het bepalen van den overgang hangt niet alleen af van de kans tot overgang, maar ook van aanleg, ijver en diensttijd van den man en ook van de hoeveelheid munitie, die verschoten mag worden. Zoolang deze factoren blijven bestaan, zal de eene schutter (onbillijk) meer voorrechten genieten dan de andere. Ook de toepassing van het doen inhalen van achterstallige oefeningen is onbillijk, en dit is alleen onbillijk omdat er geen voldoende munitie is. Want stelt u voor een O. C*., die de billijkheid betrachten wil en de bepaling maakt, dat een ieder, die daarvoor in de termen valt, de achterstallige oefening moet inhalen. Een tijd lang zal dit goed gaan, doch al zeer spoedig komt de rem en van hoogerhand wordt geattendeerd, dat men zuinig met de munitie moet zijn om voldoende patronen over te hebben voor de ge zamenlijke- en gevechtsoefeningen. Want dan moet minstens 60 °/0 der sterkte medeschieten. Het absent zijn der schutters wordt dus niet betreurd, integendeel, men verheugt er zich over, want anders zou men patronen te kort komen. Bovendien het tarief 26 bestaat al zoo lang en het is altijd zoo goed gegaan, waarom zou het nu niet gaan Daarbij is het bewuste tarief kort geleden herzien en opnieuw vastgesteld 1). De patronenkwestie als afgehandeld beschouwende, kom ik nog een oogenblik terug op 126, in het bijzonder op het woord beste. Mij dunkt, dat woord had men achterwege kunnen laten, vooral nu 1) Zie onze noot op blz. 791. Re(j Dl. H, 1899.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 277