557 Tee gestraften op dagen van schijfschieten den dienst in den waar nemingspost verrichten, dan wel worden gebruikt om het schietterrein in orde te brengen voor eene gezamenlijke oefeniDg; allen, die met zwaardere straffen gestraft zijn, komen hier natuurt ijk mede voor in aanmerking. Een inlander heeft, van ons standpunt beschouwd, een heel eigenaar dig begrip van eigenwaarde. Ik bedoel hiermede dat hij, veel meer natuurmensch dan wij, niet kent hetgeen wij in 't algemeen verstaan onder eergevoel, een product van onze Westersche omgeving, een mengelmoes van overgeërfde begrippen, maatschappelijke vooroordeelen en conventies, aangeleerde en afgeziene hebbelijkheden, alles in verband met persoonlijke karaktereigenschappen. Zeker is het waar, dat Kromo ook in dit opzicht den invloed van zijne omgeving ondervindt, dat hij een deel van onze begrippen hieromtrent overneemt. Maar deze in vloed is te kort van duur, niet intensief genoeg bovendien, om verder dan de buitenste oppervlakte door te dringenslechts schijnbaar voelt hij wat voor onze opvattingen, doch innerlijk blijft zijne natuur onver anderd. Hij zal zich b.v. over eene beschuldiging van wegloopen voor den vijand diep beleedigd toonen, omdat hij weet welk begrip wij daaraan hechten, maar feitelijk ziet hij in die vlucht geen schande. Bij inlandsche benden is dat wegloopen dan ook iets heel gewoons, al wordt het uit ij delheid verbloemd en hoog opgegeven van de won deren van dapperheid, die men al wegloopende verrichtte. Het is duidelijk, dat men, in 't algemeen, al zeer weinig vat heeft op een eergevoel, dat eene zoo oppervlakkige navolging blijft. Maar toch kan, bij de aanhankelijkheid onzer inlanders, persoonlijke invloed veel goedmaken, want lof en blaam van een beminden en hooggeachten chef beteekent voor hen evenveel als voor ons eer en schande. Kent een inlander ons gevoel van eigenwaarde niet, hem is daar entegen een eigenschap, welke daarmede in zeer nauw verband staat, in veel hoogere mate eigen dan zulks bij Westerlingen het geval is. Ik bedoel zijn sterk ontwikkeld schaamtegevoel. „Hij heeft mij beschaamd gemaakt" wil in den mond van een inlander zeggenik was machteloos, overwonnen, wantik schaamde mij. Ik heb een inlandsch sergeant, na eene welverdiende berisping, zien huilen als een kind, in de eenzaamheid op zijn kamer. Toen ik hem, ver-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 29