- 835 Dat de Dajaks zich al evenmin als de Maleiers kenmerken door grooten moed, moge uit het volgende blijken. Wanneer zij een Maleische nederzetting, veelal bestaande uit eenige op palen gebouwde huizen en omgeven door eene zwakke palissadee- riDg, willen nemen, gaan zjj er omheen liggen op een betrekkeljjk grooten afstand, daar zoowel de Maleiers als de Dajaks gedeeltelijk met voorlaadgeweren bewapend zijn. Zoodra zich nu een Maleier bui ten de kampong vertoont, wordt op hem geschoten, hetgeen al spoe dig ten gevolge heeft, dat zich niemand meer buiten waagt. Bij hun aanval bedienen de Dajaks zich van een eigenaardig toestel. Zg maken van in een wigvorm op elkaar gebonden klapperstam- men een soort van groot schild, dat meer dan manshoogte heeft. Hierachter stellen zg zich op en bewegen zich, dat toestel dragende, in de richting van de kampong. Daar het toestel nog al zwaar is, komen zg slechts langzaam vooruit en gaan bovendien, wanneer het donker is, weer naar hunne stelling terug, waarvan dan de Maleiers profiteeren om het toestel in brand te steken. Onverflauwd wordt den volgenden dag weer een dergelijk toestel gemaakt en op de bo ven omschreven wijze benut. Op deze manier wordt zoo n kampong dagen lang omsingeld en geattaqueerd en zouden ten slotte de bewo ners van gebrek moeten omkomen. Zoodra Raden Pakoe aan zijn plannen uitvoering begon te geven, riep de Panambahan van Sintang de hulp van het Gouvernement in f in het begin van December 1895 werden zeer onrustbarende berichten aangaande den opstand te Pontianak ontvangen. Naar aanleiding hiervan werd dan ook dadelijk besloten om eene militaire colonne naar het terrein van den opstand te dirigeeren, om aldaar met behulp van bevolkingspatrouilles de rust te herstellen en de hoofdaanleggers zoo mogelgk in handen te krggen. II. Samenstelling der expeditionnaire colonne. Na de desbetreffende besprekingen tusschen het hoofd van gewes telijk bestuur en den militairen commandant, voor zooveel noodig voorgelicht door de zelfstandige chefs van staven en diensten, werd dan ook besloten, dat eene colonne, ter sterkte van 75 bajonetten onder commando van één kapitein en een luitenant der infanterie be-

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 315