561 loodsen, sloten, wegen, grasvelden) dat alles spaart vele corveediensten uit en komt dus de oefening van den troep direct ten goede, terwijl het bovendien zeer noodig is, dat de mindere militair zich wat meer voelt dan een koelie en weet, dat hij alleen als straf koeliedienst behoeft te verrichten. Bovendien zal meer geld beschikbaar moeten worden gesteld om den compagnies-commandanten de gelegenheid te geven hunne compagnieën ook buiten de onmiddellijke nabijheid der garnizoenen en meer overeenkomstig de werkelijkheid te oefenen. Thans zitten de compagnieën nog veel te veel vast aan de soepketels in de kazerne. Ten slotte nog een tweetal opmerkingen. Omdat ik, bij mijn onderwerp blijvende, alleen een strafstelsel voor inlanders besprak, wil dat nog niet zeggen, dat het bestaande, voor Europeanen geen wijziging behoeft. Alle disciplinaire straffen moeten door den compie9. comd4. kunnen worden opgelegd, voor vergrijpen in de compagnie of tijdens de compagniesdiensten gepleegd zelfs met uitsluiting van alle hoogere autoriteiten. De korpscommandanten mogen nimmer de straffen, door den complts. comd4. opgelegd, wijzigen, tenzij dit zóó dringend noodzakelijk is, dat schorsing wegens verregaand plichtsverzuim daarmede gepaard gaat. Eene dergelijke schorsing moest mogelijk zijn, een onderzoek tenge volge hebben en er toe leiden, dat de schuldige zonder pensioen werd ontslagen. Bij reclame over een straf van den comp163. comd4. blijft natuurlijk de beslissing aan den korpscommandant. De straffen besproken zijnde, komen wij tot de belooningen. In 't algemeen is het ook hierbij wederom zaak den inlander in zijne eigenaardigheden tegemoet te komen. Moet een straf worden gevoeld, eene belooniDg moet op prijs gesteld worden. Yoor het een zoowel als voor 't ander is het eene eerste vereischte, dat beide passen bij de begrippen, die een inlander zich daaromtrent vormt. Reeds vroeger werd opgemerkt, dat onze Kromo een deel der be grippen vaD zjjne militaire omgeving overneemt, zij het dan ook oppervlakkig. Vandaar ook, dat hij wat gaat voelen voor onze eere- en onderscheidingsteekenen, hoe Westersch deze ook zijn mogen. Vooral is dit het geval, zoolang hij in de omgeving blijft, waar deze wijze van beloonen eigenaardig thuis hoort, waar de directe en in- Dl. II, 1899. 37

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 33