873
den loopenden jaargaDg, blz. 486), Tegen de hier voorgeschreven
oefeningen heb ik echter bovendien nog dit bezwaar, dat liggend
opgelegd schieten op de ringschijf op 100 M. in de practijk nog al
lastig is, daar men betrekkelijk sterk in de hoogte moet richten,
hetgeen ten gevolge heeft, dat het geweer nagenoeg altijd tegen het
sleutelbeen rust.
115. Zooals ik reeds vroeger betoogde (a. b. blz. 488) acht ik
deze bepaling minder gewenscht.
125. Het doen verrichten van twee of drie oefeningen door
een schutter dient aan den C.C'., niet aan den baan C'. te worden
overgelaten, daar deze slechts zelden een zuiver oordeel kan vellen
over de factoren, die daarop van invloed zijn.
126. Uit deze bepaling volgt, dat met het vroegere beginsel
van „eene opvolging van 5 schoten" gebroken is. Ofschoon hierin
wel iets billijks ligt, zal dit ten gevolge hebben, dat veel meer schutters
dan vroeger 7 echoten per dag doen, waardoor niet alleen de schiet
oefening langer zal duren, maar ook het aantal verschoten patronen
belangrijk zal toenemen. Ik acht het dan ook beter geen patronen
toe te geveD, vooral ook omdat wij in ons vrijwilligersleger volstrekt
geen haast behoeven te maken met de africhting der schutters.
134136. De in de oefeningen gebrachte wjjzigingen acht ik
even zoo vele verbeteringen het aantal oefeningen in liggende houding
in de le klasse (4 van de 10) is echter nog te groot, terwijl één oe
fening méér in het vuren op commando m.i. wel aanbeveling verdient.
139. De 2e alinea van 122 kan hierdoor vervallen.
146. 2e alinea. Komt reeds voor in C. S. 167 ad. 3 (blz. 136)
kan dus hier vervallen,
156 breekt met het vroegere beginsel 159), dat ook Luitenants
het vuur eener sectie kunnen leiden. Daar bij het gevecht eener
zelfstandig optredende compagnie de luitenant steeds als vuurleider
optreedt, acht ik het weglaten dezer bepaling minder gewenscht.
De leiding van het vuur in verspreide orde op middelbare onbekende
afstanden is zeer leerzaam.