563 In verband met het bovenstaande ben ik ertoe gekomen de mili taire belooningen in twee hoofdgroepen in te deelen en wel: 1° alle belooningen, die rechten geven welke voor het geheele leven gelden en 2° alle belooningen en gunsten, die slechts gedurende den dienst tijd geldig zijn. Tot de l8te groep reken ik dan alle eereteekenen, die ook na het verlaten van den dienst mogen gedragen worden, evenals de aan enkele dier eereteekenen verbonden voordeelen van kracht blijven. Deze zijn: de Militaire Willemsorde, de medailles voor Moed en Trouw, de eervolle vermelding, de Atjeh medaille, de eereteekenen voor belangrijke krijgsbedrijven, het Lombokkruis, de medailles voor trouwen dienst en de schietprijzen. Tot de tweede groep behooren dan alle andere onderscheidings teekenen, bijzondere voorrechten en speciale vergunningen, zooals: de onderscheidingsteekenen voor zes, twaalf enz. dienstjaren, aan stelling tot infanterist lste klasse, verhoogde soldij, vrijstelling van deel name aan de menage, vrij stelling van enkele diensten, verlof en permissie. Al dadelijk valt het op hoe, in 't algemeen gesproken, de beloo ningen der eerste groep in hoofdzaak gebaseerd zijn op de mensche- lijke ijdelheid. Dit is zelfs zóó sterk het geval dat, behalve aan de ridderkruizen der Militaire Willemsorde en de medailles voor Moed en Trouw, aan deze onderscheidingen geen enkel ander voordeel ver bonden is dan het recht om een bepaald eereteeken te dragen. Ook zelfs de hoogste militaire onderscheidingen, welke onzen inlandschen militairen kunnen ten deel vallen, voldoen slechts zeer betrekkelijk aan den eisch, dat ook in de burgermaatschappij de daarmede begiftigde in hoog aanzien staan moet. Namelijk alleen in zooverre als daaraan eene geldelijke toelage verbonden is. Deze toelage is echter voor dit doel veel te klein, voor inlandsche fuseliers per driemaanden slechts f 6.89; f 10.19 en f 15.29 respectievelijk voor de bronzen en zilveren medaille voor Moed en Trouw en voor het ridderkruis 4de klasse der Militaire Willemsorde. Alleen het laatste bedrag is groot genoeg om inlanders, die gagement genieten, wat ruimer te kunnen doen leven en zij, die zonder gagement het leger hebben verlaten, voor den hongerdood te bewaren. Het recht tot het dragen van deze eereteekenen moge door

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 35