883 getuige de annexatie ran Hawai, de inbezitneming der Marianen en Carolinen en den strijd om de Philippijnen. Daar Engeland en Frankrijk in hunne eigen bezittingen in Zuid en Zuid-Oost-Azië hulpbronnen genoeg bezitten voor een zeeoorlog, is de kans, dat zij tot schending van Nederlandsch-Indië's neutra liteit overgaan, minder groot. Het gevaar is echter al ernstig genoeg. Wij hopen door het hierboven aangevoerde er in geslaagd te zijn aan te toonen, hoe groot de gevaren zijn, die Nederlandsch-Indië bedreigen bij eene botsing der groote mogendheden. Aan de eene zijde Duitachland met zijne groote behoefte aan kolenstations en marine-werkplaatsen op den zeeweg tusschen het moederland en Kiaotschou, aan de andere zijde de onmiddellijke nabijheid van de operatiebasis der Yereenigde Staten (de Philippijnen), de kans, dat andere vreemde vloten zich met geweld het gebruik verschaffen van de rijke hulpbronnen, die Nederlandsch-Indië biedt, dit alles vormt een groot gevaar voor het behoud van Insulinde. Blijkt het toch, dat wij onmachtig zijn eene schending onzer neutraliteit te beletten, dan zal een der krijgvoerende mogendheden, welke zich daardoor benadeeld acht, dit wellicht gaarne als een casus belli beschouwen en dadelijk een der rijke Soenda-Eilanden in bezit nemen, hetgeen zonder eenige moeite zal gelukken, want alleen Java wordt immers verdedigd! Zijn wij echter in staat te bewijzen, dat wij onze onzijdigheid metterdaad kunnen handhaven, dan zal zij ook geëerbiedigd worden. Daarvoor is bet evenwel volstrekt onvoldoende alleen Java in staat Van verdediging te brengen en de handhaving der neutraliteit der buitenbezittingen uitsluitend aan de Marine op te dragen. In de toekomst zal die Marine o. i. alleen toereikend zijn om Java's neutraliteit krachtig te helpen handhaven, echter zonder twijfel onvoldoende om de schepen eener oorlogvoe rende mogendheid te beletten zich op de vele belangrijke zeeplaatsen der buitenbezittingen geheel van ontvangen slagen te herstellen. Vergissen wij ons niet, dan werd bij de behandeling der koloniale begrooting voor 1899 in de Staten-Generaal gevraagd, of Emmabaven niet versterkt zou worden, een bewijs, dat wij in onze meening niet alleen staan. Ook beweert men, dat Poeloeh Weh versterkt zou

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 363