896 kort kan zijn, en dat evenzoo de pas aangestelde officieren vóór hun vertrek naar Indië een dergelijken cursus volgen. d. Men richte in Indië een gymnastiek-school op met een zeer be kwamen gymnastiek-onderwijzer aan het hoofd, waarbij de onderwijzers uit het leger periodiek gedetacheerd worden, om hun kennis te ver meerderen (en „op ie frisschen" voegt de heer M. er aan toe). De Minister van Koloniën repliceerde, dat hij de zaak wel wil over wegen, maar dat hij betwijfelt of zij wel zal bevorderd worden op de wijze, als door den heer V. wordt aangegeven: Het zal moeielijk zijn onderofficieren en korporaals (zoo zij niet tot de kol. Reserve behooren) vooraf aan een cursus te doen deelnemen. Yan de nieuw benoemde officieieu spreekt Z E. niet. Gymnastiek scholen of eene „Centrale" zou in Indië veel te langzaam werken om aan het leger het gewenschte onderwijs te doen deel achtig worden. Het zou den Minister meer toelachen er de soldaten toe te brengen het voorbeeld hunner Engeleche wapenbroeders op te volgen ten opzich te van lichaamssport, wat in den regel aangenamer is dan het werken aan werktuigen of de uitvoering van andere gymnastische oefeningen, die na eenigen tijd gaan vervelen. Die lichaamssport kan door de militairen, evenals door onze jongelieden voortdurend geschiedt, terdege worden beoefend; voor den soldaat zijn die speien van gioot belang, zij zullen hem harden tegen allerlei vermoeienissen. De heer Mieremet trekt in zijn lezing te velde tegen het beweren van den Minister en verwacht met den heer Yerheij zonder aan oefenenen „vrije spelenin de buitenlucht de hun toekomende plaats in het stelsel der algemeene volksopvoeding te willen betwisten van goed geleide gymnastische oefeningen tot zekere hoogte meer tot verhooging van het weerstaudbiedend vermogen van den soldaat dan van de door Z. E bedoelde lichaamssport. Laten wij thans den heer Mieremet zelf aan het woord. Yoor mij zelf overtuigd als ik zeg, was ik toch zeer nieuwsgierig ten opzichte van Indië in deze zaak eens de meening te mogen vernemen van iemand, die m. i. geacht mag worden met Indische toestanden vertrouwd, althans lang niet onbekend te zijn.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 376