565
eene geheel andere wijze van beloonen voor onze inlanders voor te
stellen. Dat dan voor Europeesche en inlandsche militairen geheel
verschillende belooningen zullen bestaan, acht ik allerminst een bezwaar,
mits dat verschil zóó groot is, dat eene vergelijking absoluut onmo
gelijk is en tevens, zoowel aan de eene als aan de andere zijde, re
kening wordt gehouden met de maatschappelijke toestanden, welke
voor den beloonde na ommekomst van zijn diensttijd zullen gelden.
Onze inlandsche militairen zou ik voor buitengewone daden van moed,
beleid, zelfopoffering en trouw willen beloonen door hen te beschenken
met adellijke titels. Dit is in zooverre geen nieuwigheid als ook
thans reeds in de inlandsche maatschappij naast den geboorteadel de
ambtenaarsadel (om het zoo maar eens uit te drukken) staat.
Wordt aan den militairen adel eveneens het recht gegeven om
zich in de burgermaatschappij op de typisch inlandsche wijze van
anderen te onderscheiden en aan eiken adellijken titel eene bepaalde,
zij het ook bescheiden, geldelijke toelage verbonden, dan zal deze
nieuwe adel al spoedig even gezien zijn als de adel door onze ambtenaren
gevormd. Dan zal het feit, dat eene zoo hoog gewaardeerde onder
scheiding aan militairen ten deel kan vallen, den inlandschen militair in
't algemeen zeer zeker in de oogen zijner landgenooten verheffen.
Het scheppen van een geheel nieuwen, militairen adel te ver
krijgen door de herkomst van den verkregen adeldom in den titel
aan te duidenkomt mij het meest gewenscht voor, omdat deze innig
verbonden zal blijven aan ons leger en in de toekomst allicht zeer
gewilde elementen aan dat leger zal kunnen leveren.
De voordeelen van eene dergelijke regeling voldoende in het oog
springende, blijfc de vraag of deze de daaraan verbonden nadeelen
al dan niet overtreffen. Met de zeden, die in de inlandsche maat
schappij heerschen en de gewoonten, die daar van kracht zijn, slechts
oppervlakkig bekend zijnde, waag ik het niet in deze een oordeel
te vellen en wacht mij dan ook wel op deze kwestie dieper in te gaan.
Mochten anderen zich hiertoe geroepen voelen, laten zij dan niet vergeten
in aanmerking te nemen, dat eene toepassing van mijne denkbeelden
in de eerste plaats tengevolge zal hebben, dat onze inlandsche mi
litairen veel meer inlander zullen blijven, veel meer trouw zullen
zijn aan hunne adat.