568 uitkiezen van de voor ons doel meest bruikbare individuen mogelijk te maken, dan zal spoedig blijken, dat ons inlandsch soldatenmateriaal bij deugdelijke opleiding meer dan gewone waarde heeft. Hierbij laat ik dan nog buiten beschouwing eene algemeen geldende wet, nl. dat een leger in de tropen voor een groot deel moet bestaan uit inboor lingen, hetzij uit de eigen bezittingen, hetzij uit andere tropische land streken. Dat het een enorm voordeel is als de eigen kolonie, het eigen land dus, in die behoefte van het leger kan voorzien, springt voldoende in 't oog. Dat bovengenoemde wet algemeen geldend is» leert de koloniale geschiedenis van alle volken. Men denke voorts aan het kostbare van een leger, dat geheel uit Europeanen (vrijwilligers) bestaat en aan de overgroote moeilijkheid om de zware verliezen geregeld aan te vullen, welke moeilijkheid grooter wordt met het toe nemen van den afstand tusschen het moederland en de bezittingen en door onmacht ter zee in de gevaarlijkste oogenblikken stijgt tot onmogelijkheid. Als beslist vaststaande, mag dan ook wel worden aangenomen, dat wij onze Aziatische bezittingen alleen kunnen behou den door in ons Indisch leger aan inboorlingen een ruime plaats toe te kennen. Financieel en materieel zijn wij daartoe gedwongen. Als dit vaststaat en wie die het bestrjjden zal laten wij dan die noodzakelijkheid ten volle aanvaarden en het dankbaar loven, dat wij ons niet behoeven te behelpen met eene gebrekkige grondstof. Maar laten wij dan ook onze beste krachten inspannen, om van die grondstof te maken wat ervan te maken is, laat de opleiding van ons, Indische officieren, daarop geheel berekend zijn. Hoe meer wij van den inlander weten te maken, hoe minder wij afhankelijk zijn van de wisselvallige aanvulling, die heel uit het moederland moet komen, hoe minder kosten er verbonden zullen zijn aan het hand haven van ons gezag in Zuid-Azië. Dit laatste argument is veel gewichtiger dan menigeen wel denkt. Een ieder, die het met mij eens is, dat ons groot koloniaal rijk niet verbrokkelen mag, dat elk onderdeel, hetwelk in andere en machtiger handen overgaat de waarde van het overblijvende sterk moet doen dalen, zal de vrees in zich voelen opkomen, dat daartoe onze krachten te kort zullen schieten. Een groot koloniaal leger voortdurend op de been te houden, gaat

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 40