933 alleen dan worden gedaan, indien er een inderdaad gegronde aanleiding voor bestaat. 5. De ingevolge punt 1, 3 en 4 geëischte aanvragen moeten langs den hierarchieken weg, voor de ter beschikking staande officieren door het algemeene commando, waartoe zij behooren, geschieden. 6. Bij openbaarmakingen in het Militair Weekblad en in tijdschriften, waarvan de verantwoordelijke redacteurs tegenover het M. v. O. dewer- plichting op zich hebben genomen, bij navraag de namen op te geven van de tot het leger behoorenden en van de ter beschikking staande officieren, die hun opstellen enz. zenden (bedoelde bladen worden vanwege het M. v. O. in het bizonder bekend gemaakt), zijn de schrijvers vrijgesteld van de onderteekening met naam en betrekking. 7. In alle andere gevallen moet daarentegen öf de volle naam van den schrijver, benevens rang en troependeel, worden vermeld öf gelijktijdig met het openbaarmaken onmiddellijk aan het M. v. O. worden opgegeven. Dezelfde opgave moet aan den naasten rechtstreekschen meerdere geschie den, voor de bij een regiment ingedeelde officieren enz. aan den regiments- (zelfstandigen batajons-) commandant, voor de ter beschikking staande officieren aan het algemeene commando, waartoe zij behooren. 8. Het bezigen van eenig teeken inplaats van den vollen naam onder de openbaarmakingen is toegestaan. In dergelijke gevallen is voorop gesteld dat steeds hetzelfde teeken wordt gebruikt een enkele opgave aan de onder 7 genoemde autoriteiten voldoende. 9. Het opvolgen van de bovengenoemde bepalingen ontheft den schrij ver niet van de volle persoonlijke verantwoordelijkheid voor den inhoud van zijn openbaarmakingen. 10. Deze bepalingen moeten eveneens worden opgevolgd door de offi cieren met groot verlof, wanneer zij weder in dienst worden geroepen.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 413