953 Men ziet dat deze verhoudingsgetallen onmogelijk door eeu constant getal te vervangen zijn een noodwendig gevolg daarvan, dat bij de hier bepaalde waarden van x en y een andere wet van aangroeiing behoort dan die de spreiding van het enkele wapen beheerscht. De l6 Luitenant J. U. van Loon zegt dan ook in meergenoemd tijdschriftartikel „Er besraat derhalve tusschen de spreidingen bij het bundelvuur „en die bij het enkele geweer geen constante verhouding. Deze verhouding wordt aanhoudend kleiner" Voor het goede overzichten ter onderlinge vergelijking vatten wij de resultaten der berekeningen in ééne tafel op de volgende bladzijde samen. Nadat bovenstaand artikel reeds aan de Red. was toegezonden hielden wij te Scerabaia de eerste gezamenlijke vuren van het seizoen. Er werd geschoten met gesloten sectiën op een gesloten liggende tirailleurschijf hoog 0.40 M., afstand 200 M, gebezigd vizier 300 M. Aangezien bij het vizier van 300 M. de baan van 254 behoort (zie V. V.) en deze baan op 200 M. een verheffing van 0,15 heeft (zie tabel verheffingen V. V.) lag het G.T. op 0,15. De Commissie tot baanbepaling van de karabijn geeft voor de 50°/0 hooglespreiding van het bundelvuur op 200 M. 0,45 M., zoodat we voor bij het dubbele van de strook van 0,15 M. vinden: r= 0,66. Hierbij hoort 34,4°/0. In de enkele strook van 0,15 beneden het G.T. valt dus 17,2 °/o te verwachten. Voor vinden we voor het dubbele van de bovenste strook 645 IjE Hierbij hoort 54,2°/0. In de strook van 0,25 M. boven G.T. is dus 27,l°/0 te verwachten en in de geheele schijf 17,2% -j~ 27,l°/0 44,3°/o- Dit alles geldt, volgens de missive, voor goede schutters. Drachten in M. 200 400 600 800 1010 1200 1400 1600 1800 2000 Goede schutters. 5 5 4% 4 3 3% 3 2 2% 21/a Middelmatige schutters. 20 20 18 16 14 12 9 7 6 5 5 0 0,45 fi 50

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 433