RECLAME. Stbl. 1 874 N°. 28. De vraag van reclamedoor Mr. C. A. Bergsma in N°. 4 van dezen jaargang tot de lezers van dit tijdschrift gericht, verdient van de zjjde van den officier aandachtige lezing en volle waardeering. Misschien kunnen de volgende losse aanteekeningen, bij de lezing van dat opstel gemaakt, eenig nut hebben, mits de lezer niet meene dat ik tegen den Heer B. schrijf. Waar toch de schrijver van het boven aangehaalde opstel een lans breekt voor het rechtvaardigheids- en billijkheidsgevoel van den, in het zoeken van zijn rechttoch al zoo bemoeilijkten militairen klager", zoude het van de zijde van den officier, die reeds meermalen in informatiën en krijgsraden zitting nam, ondankbaar zijn, zoo hij niet gaarne lette op de aanwezigheid van een wegwijzer naar het pad ten goede. „Nur wenn Gerechtigkeit herrscht, iet Disciplin, welche die kom- plizierte Maschine des Heerwesens in Bewegung erhalt, möglich. Durch ungerechte Richtersprücbe werden die Existenzen einzelner und deren Pamilien vernichtet. Die Offiziere sind die Führer des Heeres. Die Führerschaft setzt Autoritat voraus. Diese aber wird dadurch erhöht, dasz der Mann in dem Offizier nicht nur seinen Exerziermeister, sondern auch seinen Richter erkennt" schrijft de Oberstlieutenant-Auditor Dr. Dangelmaier in een artikel, getiteld. „Der Offizier als Richter und als Verteidiger" en die woorden hebben ook hunne waarde voor den als rechter optredenden Nederlandschen officier. Yestigen wij nu eens onze aandacht op de volgende zinsneden, voorkomende in het op reclame betrekking hebbende Koninklijk besluit (staatsblad van Nederlandsch-Indië van 1874, N°. 28). Art. 1, 2e alinea. Deze klachten kunnen door den gearresteerde onmiddelljjk na zijne arrestatieworden ingebracht.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 446