967
Art. 2, le al.
Wanneer het onderzoek van den krijgsraad wordt verzocht, mag
dit door den commandeerenden officier niet worden geweigerd, mits
de klager daartoe het verzoek doe binnen 3 maal 24 uren, nadat
hem de uitspraak van den chef op zijne klacht is bekend gemaakt.
Art. 2, 2® al.
Van het oogenblik af, dat het verzoek is gedaan, houdt de klager,
naarmate hij officier is of tot de mindere militairen behoort, kamer
arrest met acces of kwartierarrest.
Art. 2, 5e al.
Overigens blijft het arrest gehandhaafd tot de krijgsraad in deze
zaak heeft beslist.
Art. 3, le al.
De krijgsraad en de chef zijn verplicht om bij gegrondbevinding
der klachten het arrest op te heffen
Uit bovenstaande zinsneden, zoomede uit art. 15 R. L. blijkt m. i.,
dat het door den krijgsraad en den chef op te heffen arrest, het
zoogenaamd „voorloopig" arrest is, bedoeld bij de art. 4 en 5 R. L.
en art. 1, 2® al. van het staatsblad.
Art. 2, 5e al. toch zegt, dat het arrest bedoeld bij al. 2 van datzelfde
artikel niet door den chef kan worden opgeheven en evenmin door
officieren-commissarissen of den krijgsraad tijdens het onderzoek der
zaak; m. a. w. zijn de art. 55 en 160 R. L. hier niet toepasselijk.
Wordt bijvoorbeeld den fuselier A. door zijn compagniescommandant
het „voorloopig" arrest aangezegd, dan mag A onmiddellijk daar
over zijne klacht inbrengen bij den chef, die onmiddellijk gesteld is
boven den compagniescommandant, die het arrest heeft bevolen. De
chef is nu ingevolge het bepaalde bjj art. 3, 1® al. verplicht om bij
gegrondbevinding het arrest op te hefifeD, of ingeval het inbrengen
der klacht aan verregaande oneerbiedigheid moet worden toegeschreven,
den klager deswege te straffen.
Indien bij ongegrondbevinding de klager onmiddellijk het onder
zoek van den krijgsraad verzoekt, verandert het „voorloopig" arrest
stilzwijgend in dat genoemd in art. 2, 2® al. De mogelijkheid
bestaat toch, dat de chef de reclame ongegrond verklaart, zonder deze