BUNDELVUUR VAN HET GEWEER M. 95.
Daar bij de invoering van het nieuwe geweer de gegevens ontbre
ken van de 50°/o dieptespreiding voor middelmatige schutters, missen
de chefs een gemakkelijk middel om zich van de schietvaardigheid
in het salvovuur van den troep te overtuigen. Zoolang dit langs prac-
tischen weg nog niet is opgelost, is het zaak ons tevreden te stellen
met de gegevens langs theoretischen weg verkregen. Om hiertoe te
geraken, dienen we tot leidraad te nemen, gegevens, die reeds vroe
ger langs practischen weg verkregen waren. Eea dezer gegevens en
wel het voornaamste vindt men op blz. 14, Bundelvuur van Rink.
Op deze blz. komt eene opgave voor van de vermoedelijke of 50 fout
in schootshoek, n.l. 5'24' voor zeer goede schutters, en 13'29' voor
middelmatige. Volgens Rink (zie noot) zou men om de dieptesprei
ding te verkrijgen van zeer goede schutters de fout in schootshoek
optellen bij- en aftrekken van den vizierhoek van den afstand. Met
deze wijze van opvatting kan ik mij niet vereenigen, aangezien dus
doende de spreiding van het geweer geheel er buiten wordt gelaten,
wat tot groote onnauwkeurigheid aanleiding kan geven. Past men
toch die wijze van berekening toe op den afstand van 200 M. met
het oude geweer, dan zou men de volgende schootshoeken verkrij
gen: 0° 27'34' -f 0° 5'24' 0° 32'58' en 0° 27'34'0° 5'24'
0° 22'10', zijnde respectievelijk schootshoeken voor de afstanden van
233 M. en 164 M., hetgeen een verschil oplevert van 69 M. Deze
dieptespreiding voor zeer goede schutters is dus 21 M. meer dan de
dieptespreiding op 600 M. door den overste Rink verkregen. Volgens
mijne meening heeft de overste Wolozkoi de vermoedelijke of 50
fout in schootshoek op eene andere wijze verkregen, n.l. door van de
50% spreiding verkregen bij het salvovuur de 50% spreiding van
het enkele geweer af te trekken en dit verschil uit te drukken in
hoeken in verband met den afstand. Hierdoor vond hij, dat bij eene
snelheid van 400 M. de 50% fout in schootshoek is 5'24* bij zeer