NOG EENS: „TRACTEMENTEN DER OFFICIEREN VAN HET
NEDERLANDSCH-INDISCH LEGER."
In de Indische Gids van Augustus 1899 komt eene bespreking
yoor van het onder boven aangehaalden titel in de Ve Aflevering
van het Indisch Militair Tijdschrift, jaargang 1899, door ons inge
zonden opstel. Dat een gezaghebbend periodiek als de Indische Gids
in 't algemeen medegaat met het daarin aangegeven denkbeeld om
door eene meer rationeele toekenning van paardenfourage de gele
genheid te openen tot tractementsvermeerdering van de oudste helft
der kapiteins en der le luitenants, geeft daaraan een zeer gewaar-
deerden steun.
Wij wenschen hier echter eenige opmerkingen te maken naar aan
leiding van bedoelde bespreking.
In de eerste plaats hebben wij den 2en luitenant niet beschouwd
als feitelijk recruut te zijn, doch hebben dezen naam op hem slechts
in den beginne toepasselijk verklaard.
De gemiddelde diensttijd van den 2en luitenant der infanterie be
draagt echter 3 jaren en dat hij gedurende al dien tijd niet feitelijk
als recruut moet worden beschouwd, volgt van zelf uit de hem bin
nen korter of langer tijd, doch in den regel uiterlijk na een tweetal
jaren, toegekende geschiktheid voor den hoogeren rang.
In de tweede plaats acht de Indische Gids het niet opvallend,
dat een officier in 20 jaar f 3090 minder aan tractement heeft ge
noten dan een ambtenaar. Ook wij vinden dat verschil niet op
vallend en meenen ook, daarop niet den nadruk te hebben gelegd.
Niet in de som van f 3090 zit de quaestie, maar wel in het feit, dat
de officier in de eerste 20 jaren van zijn diensttijd, dat wil voor het
gros zeggen gedurende den geheelen diensttijddus nog minder be
zoldigd wordt dan de „zoo slecht bezoldigde ambtenaar van het Bin-
nenlaudsch-Bestuur".