994 en dus als assistent-resident gepensionneerd wordt en hoe groot gemid deld het aantal hunner is. Wij gelooven echter niet ver mis te tasten, indien wij voor dat in vergelijking met het leger gering aantal ambtenaren een diensttijd van 25 jaren aannemen. Alsdan bedraagt het pensioen van den ambtenaar, die niet bestemd is om tot de hoogere rangen geroepen te worden (assistent-resident wordt elk ambtenaar, zoo goed als elk officier kapitein wordt) f 2437. Wel is waar heeft hij dan 25 jaar gediend en heeft de officier na 20 jaar dienst recht op een pensioen van f 2000, doch of de belangen der betrokkenen zoozeer gebaat zijn door een ontslag na 20 jaren, is aan gegronden twijfel onderhevig. De Indische Gids houde ons bovenstaande opmerkingen ten goede. Waar wij echter een lans braken voor de belangen van het officiers korps, daar meenen wij ook voor die belaDgen te moeten opkomen, wanneer in enkele opzichten de toestand als minder ongunstig wordt voorgesteld dan zij in werkelijkheid is. Geen wangunst tegenover de ambtenaren van het Binneniandsch- Bestuur, onze medestanders in de handhaving van het Nederlandsch gezag in de Koloniën, heeft ons de pen doen opvatten. Wij gunnen hun van harte eene spoedige positie-verbetering, die zoo dringend noodig is. Wij hebben alleen willen releveeren, dat ook het officiers korps recht heeft op eene bezoldiging, die overeenkomt met het hooge standpunt, dat het inneemt en ook moet innemen. Ten slotte nog het volgende: In de telegrammen der Indische dagbladen lazen wij, dat de Indische begrooting door den Minister van Koloniën bij de Tweede Kamer is ingediend. We zagen onder de voorstellen geen tractementswijziging voor de officieren. We üopen echter, dat de belangen van dit meer dan ander half duizend man sterke ambtenaarskorps zal behoord hebben tot de minder op den voorgrond tredende zaken, waarvan een telegraphisch bericht onnoodig werd geacht. X.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 474