997
Maar wij gelooven niet, dat men de financieele quaestie in deze als
eene principale zal stellen, al kunnen wij niet toegeven, dat deze als
eene „zeer voordeelige bijzaak voor belastingschuldigen" zal worden
beschouwd (M. S. 1896 blz. 549).
Een drietal „oude argumenten" vóór de samensmelting aangevoerd, n.l.
vermeerdering van krijgservaring voor Nederlandsche, vermeerdering van
militaire kennis voor Indische officieren en bevordering van den practi-
schen zin ten bate van den dienst in het Moederland, worden vervolgens
door den schrijver aangeroerd. Na al hetgeen omtrent deze punten in
vergaderingen en geschriften is besproke n kunnen wij ons daaromtrent
van commentaar onthouden.
Ongemerkt komt schrijver thans tot eene beschouwing over sympa
thieën en antipathieën, die het denkbeeld van de fusie zoowel in
Nederland als in Indië heeft en stelt daarbij voorop, dat het z.g. drie
categorieën stelsel geheel uitgesloten moet zijn.
Het komt ons voor, dat bij de bespreking op blz. 790 nog niet geheel
gebroken is met het denkbeeld, dat de tegenwoordig in dienst zijnde
officieren in eene eventueele fusie zouden kunnen zijn betrokken; wij
gelooven, dat het vrij wel als eene uitgemaakte zaak moet worden be
schouwd, dat hiervan onder geene omstandigheden sprake mag zijn en
dat de fusie-officieren zullen behooren tot een opkomend geslacht. Dit
vooropstellende, kunnen we de verder volgende beschouwingen, waarin
de schrijver het zich, naar vermeend wordt, door rethorische wendingen
onnoodig lastig maakt, voornamelijk bestemd achten voor niet militaire
„Indische gids" lezers.
Op blz. 794 vangt de schrijver aan in meer gedetailleerden zin zijne
bezwaren tegen de fusie op te sommen, in de eerste plaats de overwe
gingen van financieelen aard, „met omdat deze als de belangrijkste zijn
aan te merkenmaar wijl de geldquaestie het vraagstuk op nieuw aan de
orde heeft gebracht". Met de (door ons) gecursiveerde woorden zijn
wij het geheel eens, maar zooals boven bleek, om andere motieven dan
de schrijver.
Gaarne wordt toegegeven, dat die financieele quaestie eene zeer moei
lijke is en verschillende factoren onmogelijk in rekening te brengen zullen
zijn. Schrijver neemt hierbij voornamenlijk tot grondslag het staatje
voorkomende op blz. 392 en 393 Mil. Spectator Juli 1898, samengesteld
door den „schrijver der brochure: Samensmelting der officierskaders,
verbetering door bezuiniging" 1) al wordt dat staatje eerst op blz. 805 in
zijn geheel overgenomen.
De financieele beschouwingen door schrijver geleverd, doen vermoeden,
dat hij de, niet in den handel zijnde brochure, (zie beoordeeling in het
1) In den vervolge zal deze door ons worden vernield als S. d. B.