1012 geljjkmatig verminderende doorsnede der gleuven, blijft de druk nage noeg constant. Deze druk en de wrijving der affuit op de bedding remmen het stuk. Yoor het weder in batterij brengen van het stuk wordt gebruik gemaakt van wiggen, die evenzeer tot beperking van den terugloop medewerken. Zijn de wiggen vlak achter de raden geplaatst dan loopt bij de maximumlading het stuk weder geheel in batterij. Staat het stuk niet op een bedding doch op den grond, dan wordt gebruik gemaakt van een veerenden spoorrem. Deze bestaat in hoofdzaak uit twee evenwijdig loopende geleibuizen onderling verbonden door drie verbindingsstukken, twee aan de uit einden en een op I/g van den achterkant der kokers. Die verbindings stukken bestaan uit 2 cilindrische breede platte ringen door een rug verbonden. Zij worden over de geleibuizen geschoven en door conische bouten met moeren erop bevestigd. Op elke geleibuis zijn tusschen de beide voorste verbindingsstukken 2 spiraalveeren geschoven, on derling gescheiden door een platten breeden Mg. ring. De rug van het voorste verbindingsstuk is doorboord tot doorlating van de remstang, die daarop met haar schroefeinde door een moer is bevestigd. Het achterste verbindingsstuk is door een bout met moer draaibaar verbon den met de spoor en voorzien van 2 oogen met kettingen, welke kettingen aan het andere einde voorzien zijn van haken met over vallen. Deze haken worden gehaakt in 2 horizontale aan de buitenzijde der zijwangen aangebrachte geleistangen en kunnen hierlangs naar voren en achteren glijden. Om het remtoestel aan de voorzijde aan de affuit te bevestigen, dient een rembed. Dit wordt met 2 tappen gelegd in 2 tappannen, welke zich bevinden aan de voor-ondereinden der zijwangen en die door scharnie rende tapdekplaten gesloten worden. Het rembed is voorzien van 2 cilin drische ligplaatsen voor de geleibuizen en daartusschen van eene beugel- vormige ligplaats van de remstang en het toestel tot het regelen van den rem. De remstang bestaat uit 2 St. staven, die op ongeveer 1 c.M. van elkander geplaatst zijn en aan de uiteinden aan elkander zijn verbon den. De voorste verbinding eindigt in een te voren reeds genoemd schroefeinde, dat door een moer wordt vastgezet op het voorste ver bindingsstuk; de achterste verbinding heeft een oog tot het aanhaken

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 492