1050 worden om den veiligheidsdienst gedurende den marsch bij de colonne te verrichten. Deze „voorhoede cavalerie" moet bevelen van den voorhoede-commandant ontvangen. Is er, nadat de „voorhoede cavalerie is ingedeeld en de hoogst noodige ordonnansen aan den colonne-commandant en aan den voorhoede-commandant toegewezen zijn, nog cavalerie beschikbaar, dan kan die zelfstandig gemaakt wor den; indien tenminste de sterkte daarvoor nog voldoende is. Hier had de colonne-commandant dus moeten bevelen óf dat 1 pe loton als „voorhoede cavalerie" zou optreden, en dat 1 peloton „zelfstandige cavalerie" zou zijn; óf dat beide pelotons „voorhoede cavalerie zouden wezen. Zooals reeds gezegd de „voorhoede cavalerie" had dan van bevelen voorzien moeten worden door den voorhoede-commandaut, de „zelf standige cavalerie" door den colonne-commandant. Het standpunt ingenomen door den colonne-commanda.it om de cavalerie zonder bevelen ter beschikking te laten van den eskadrons commandant, is m. i. niet juist. Alvorens na te gaan welke denkbeelden heden ten dage gehuldigd worden omtrent het gebruik van cavalerie, zij nog opgemerkt omtrent het „gevectitsbevel le. Dat bij de indeeling der troepen het tactisch verband niet bewaard is gebleven. Beter ware het hier geweest I te gebruiken als voor- en achterhoede, om II voltallig in de hoofdcolonne te kunnen hebben. De commandant van II heeft volgens het gevechtsbevel het bevel over 2 compieu. van zijn bataljon de commandant van I over 2 compien. van zijn bataljon en over 2 compien. van IL Naar het ?oorkomt be_ staat voor deze indeeling geen reden. Wel verdient het aanbeveling de compagnieën van het voorhoede bataljon, die bij de hoofdcolonne zijn ingedeeld, aan het hoofd van de hoofdcolonne te laten marcheeren, opdat bij het in gevecht komen, zoo spoedig mogelijk het tactisch verband weer kan worden hersteld. 2°. Noodig ware het geweest al dadelijk de artillerie, en zoo mogelijk den trein en de ambulance (voor zoover niet bij de compï®. ingedeeld) van eene vaste dekking te voorzien, daar dit óf vergeten

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 530