1058
Terwijl de hoofdcolonne nog bezig was de rivier bij Sanggeuë over
te gaan kwam reeds bericht van de cavalerie, dat Gröng-Gröng nage
noeg verlaten was en dat zich eenige benden Atjehers vertoonden
op de ten W. daarvan gelegen heuvels (I. M. T. 1898 II blz. 585).
Zeer zeker was het voor de colonne van belang te weten, dat de
marsch naar Giöng-Giöng rustig kon plaats hebben. Was de cava
lerie „voorhoede cavalerie" geweest, dan zou dit bericht mogelijk niet
eerder ingekomen zijn dan nadat de colonne Mè-Maneu' had bereikt;
dit zou echter ook tijdig genoeg geweest zijn.
Had de cavalerie echter moeten berichten dat Gröng-Gröng door den
vijand bezet was, dan had het mogelijk wel verschil gemaakt of dit
bericht van de „cavaleiie voorhoede" dan wel van de „voorhoede
cavaleriewas gekomen, dus of het den colonne-commandant bereikt
had in Sanggeuë dan wel in Mè-Maneu', bijv. met het oog op vroeg
tijdige omtrekking.
Waar nu, als in het door den heer de Lannoy uitgewerkte voorbeeld,
de vijand het gebruik van een „cavalerie voorhoede" niet belet en
aan dat gebruik voordeelen verbonden kunnen zijn, is er in zoodanig
geval reden een „cavalerie voorhoede" te bezigen. Eigenaardig is het
echter, dat de, in het voorbeeld bedoelde, colonne-commandant van
het gebruik van een „cavalerie voorhoede" slechts zoodanige voordee
len heeft gehad, als ook verkregen hadden kunnen worden met „voor
hoede cavalerie".
Wat nu nog betreft de mogelijke nadeelen, die verbonden kunnen
zijn aan het gebruik van een „cavalerie voorhoede" tegenover den
inlandschen vijand, voorloopig hebben die slechts theoretische waarde.
In hoofdzaak berusten zij op de moeilijkheid, die aan het vervoer
van gewonden verbonden werd geacht. Zie I. M. T.: 1894 I blz.
298-299.; 1894 II blz. 370 371-879. e.v., (Br: blz. 17-18); 1897 II
blz. 942-943 en 1898 I blz. 114 e. v.
Waar onze cavalerie echter bij de laatste excursiën op Atjeh her
haaldelijk zelfstandig is geweest, gewonden gekregen en die bij de
ambulance gebracht heeft, daar is het practisch bewijs geleverd, dat een
„cavalerie voorhoede" tegenover eenen inlandschen vijand, als de
Atjeher van de laatste jaren, niet onbruikbaar geacht mag worden.
Nochtans bestaat de mogelijkheid, dat wij te eeniger tijd tegenover