1072 artillerie, de genietroepen en eene ambulance gevolgd op eenigen afstand door het bataljon van B compagnieën, den trein enz. De artillerie bij de voorste colonne had dan kunnen bestaan, behal ve de vuurmonden, uit munitiedraagdieren en muildieren als boven aangegeven. De voorste colonne moet in staat geacht worden zelf standig het doel te bereiken, zoodat desnoods 5 compagnieën infanterie daarbij hadden kunnen worden ingedeeld. Wenscht men dit niet, doch hecht men meer aan eene sterke voorhoede, die in staat moet zijn eiken tegenstand, behalve die in eene voorbereide stelling, te breken, dan had eveneens in 2 colonnes gemarcheerd kunnen worden met een voorste colonne bestaande uit het bataljon van 3 compagnieën, de cavalerie, 1 sectie artillerie, de genietroepen en 1 ambulance. Bij ernstigen tegenstand had dan echter op de hulp van de 2de colonne gewacht moeten worden. Wat betreft de plaats van den colonne- en voorhoedecommandant in de marschcolonne, deze is afhankelijk van de wijze van 's vijands optreden. Voert de vijand den oorlog actief, is ook zijn streven om aanval lend op te treden en kan men verwachten, dat hij in staat is van onze fouten, gebrek aan initiatief dan wel te overhaast optreden van de voorhoede, gebruik te maken, dan is de plaats van den colonne commandant zoo ver naar voren, als met zijne veiligheid is overeen te brengen. Als regel moet dus tegenover eenen buitenlandschen vijand, indien een ontmoetingsgevecht te verwachten is, de colonne-commandant bij den hoofdtroep van de voorhoede zijn. De voorhoedecommandant kan ook daar zijn, dan wel nog meer naar voren. Echter al zijn colonne-commandant en voorhoedecommandant bij de zelfde aideeling, toch mag men verwachten, dat de colonne-commandant zich niet in zal laten met de taak van den voorhoedecommandanf, tenzij tot het geven van wenken om de voorhoede in eene bepaalde richting in te zetten met het oog op het in gevecht brengen der vol gende troepen. Rukt men echter op tegen een weinig actieven tegenstander, die zijn heil zoekt in de verdediging, of die niet krachtig genoeg is om

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 552