583 De inlander is een geboren veldsoldaat, onze opleiding maakt hem tot een knoeier en eerst later, als hij de werkelijkheid heeft mede gemaakt, als hij weer vertrouwen is gaan stellen in eigen doorzicht, wordt hij weer bruikbaar. Een inlander, die lang te velde is geweest, lacht met onze spielerei in het garnizoen, hij weet, dat wij hem zijn gang zullen laten gaan als het er op aankomt, dat wij dan meer ver trouwen hebben op zijn doorzicht dan op onze reglementen. De conclusie is deze: Door onze opleiding moeten wij onze inlandsche soldaten er toe bren gen om de kennis, die zij medebrengen, toe te passen in de bijzondere omstandigheden waarin zij komen, als zij deel uitmaken van een geregel- den troep, die te velde de een of andere opdracht te vervullen heeft. Als het hun eenmaal duidelijk is, wat wij willen, met welk doel wij zus of zoo doen, dan zullen zij spoedig vertrouwd zijn met onze eischen, dan zal hunne bjjzondere aanleg spoedig tot zijn recht komen en zullen zij na korte voorbereiding tot onze meest bruikbare veldsoldaten behooren. Hoe die opleiding dan in te richten? Zoodra onze inlandsche recru- ten wat ontbolsterd zjjn, zich eenigszins thuis beginnen te voelen in hunne nieuwe omgeving, een klein beetje elementaire kennis hebben opgedaan, moeten zij naar buiten, het exercitieterrein af. Het komt er niet op aan of zij reeds met de behandeling hunner wapens vertrouwd zijn, want deze hebben zij den eersten tijd nog niet noodig. Om te beginnen, worden zij geoefend in het marcheeren, eerst langs wegen en voetpaden, later in het terrein, dit laatste in den aanvang in colonnevorm, daarna verspreid in front. Hierbij moet er al dadelijk op gelet wor den, dat zij van hunne kennis van onze Indische terreinen, van hun blik op het terrein gebruik maken om ten allen tijde behoorlijk in verband met elkaar te blijven. Tevens wordt hierbij de uitvoering der eenvoudige commando's geleerd, waarop de manschappen van een gesloten troep zich verspreiden en weder verzamelen en worden zij gewend aan het uitvoeren van bewegingen op korte aanwijzingen van den onderwijzer: halt, voorwaarts, liggen, dekken enz. Later worden patrouilles gemaakt, eerst veikenningspatrouilles, waar bij de leiding geheel bij den commandant berustdaarna sluippatrouil- le8, waarbij het op de slimheid van den man aankomt.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 55