1121 Toor alle militaire diensten afgekeurd. Dat hij zelf oorzaak was van het niet genezen der peeshechting kon ook nu niet worden bewezen, en de man heeft zijn doei bereikt. Dit zou niet gebeurd zijn, indien uit de aanteekeningen van vroeger was gebleken, welke verdenking op hem rustte met betrekking tot de doorgemaakte oogziekte; de officier van gezondheid zou dan wel gezorgd hebben, dat, evenals de eerste maal, krasse maatregelen genomen waren, om te voorkomen, dat het genezingsproces werd tegengewerkt. Een ander voorbeeldOp zekeren dag nam ik den dienst van mijn voorganger te T. over. Onder de ljjders in de ziekenzaal bevond zich een patiënt met een niet ernstige maar chronisch verloopende darmaandoening. Uit de oude lijsten bleek, dat bedoelde persoon gedurende zijn verblijf te T. daarmee meer dan de helft van den tijd in de ziekenzaal had gelegen, en daar hij eenige maanden later zich reëngageeren moest, besloot ik den man in 't oog te houden, hem af te keuren en bij zijn opzending naar de geneeskundige com missie een schrijven aan deze te richten met uitlegging waarom hij door mij niet was aangenomen. Tot mijn verwondering echter zag ik de persoon in quaestie, nadat hij z.g. als hersteld was uitgeschre ven, niet meer terug, ook niet om zich voor reëngagement te laten keuren, en het bleek, toen ik navraag naar hem deed, dat hij met paspoort naar Soerabaja was vertrokken. Ik hoorde later, dat de patiënt van mijn booze plannen de lucht had gekregen en paspoort Soerabaja had aangevraagd om te trachten daar opnieuw bij te teekenen en daar 's mans algemeene toestand door de wel chronische maar niet ernstige aandoening, niet bijster had geleden (hoewel hij er zich geregeld mee ziek meldde), en zijn kwaal door onderzoek moeilijk was aan te toonen, vermoed ik, dat hij zich zoo al niet voor 6, dan toch zeker voor 2 jaar heeft kunnen reëngageeren. Dat zoo iets niet wenschelijk is, bij iemand, die bijna voortdurend in een ziekeninrich- ting ligt, zal wel iedereen met mij eens zijn, en 't zou ook waar schijnlijk niet gebeurd zijn, als bij 's mans papieren een staat met aanteekeningen was geweest, zooals door mij wordt bedoeld. Een derde voorbeeld, nu in geheel andere richting, is 't volgende. Een Europeesch fuselier had na eenige jaren dienst, waarin hij steeds zeer voldaan had, op Atjeh beri-beri gekregen, was daarvoor Dl. II, 1899. 74

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 601