1122
geëvacueerd naar Fort de Koek en na eenigen tijd behandeling aldaar
op zekeren dag als hersteld uitgeschreven. Toch was de vroeger
krachtige man niet meer de oude en stond herhaaldelijk op 't zieken
rapport met klachteD, dat hij de vermoeiende diensten onmogelijk
meer kon volgen. Daar geen enkel organisch gebrek was aan te
toonen, werd hij vrij algemeen voor simulant of agravist aangezien,
tot op een zekeren dag enkele symptomen van een hartaandoening
voor den dag kwamen, die zijn mindere validiteit van den
laatsten tijd volkomen verklaarde. Die symptomen verdwenen
weer, kwamen niet terug, maar de man bleef ongeschikt voor
zware diensten. Hij werd voor een geneeskundige commissie (op
een andere plaats) gebracht, die hem bij gebrek aan palpabele symp
tomen niet afkeurde, maar een plaatsing bezorgde in een koel klimaat.
Daar echter begon het lieve leven opnieuw, hij werd ook hier aan
gezien voor simulant of agravist, werd herhaaldelijk niet ziek bevon
den, kreeg daarvoor dikwijls straf, totdat op een goeden dag (de
kruik gaat te water zoolang tot ze breekt), toen hij weer in 't hos
pitaal was opgenomen, de vroegere hartziekte-symptomen opnieuw
voor den dag kwamen, niet meer verdwenen en hij eindelijk meer
dood dan levend naar Holland moest worden gezonden. Dat bij behoor
lijk gehouden aanteekening van hetgeen reeds vroeger eenmaal ont
dekt was, de man èn in zijn eigen èn in 's lands belang reeds jaren
te voren zou zijn worden afgekeurd, eischt geen verder betoog.
Ik heb in 't bovenstaande getracht in algemeene trekken op te
geven het voornaamste, wat m i. in een dergelijken staat dient opgenomen
te worden. Het spreekt van zelf, dat ook aanteekeningen omtrent
vaccinatie, misbruik van sterken drank, enz. daarin een plaats kunnen
vinden. Rust thans nog de taak op me, om enkele oogenschijnlijk voor
de hand liggende bezwaren te weerleggen. In de eerste plaats het be
zwaar, reeds boven door mij aangestipt, dat n. 1. door een dergelijken
validiteitsstaat de korpsbescheiden met één vermeerderd zouden worden,
doch deze vermeerdering is slechts schijnbaar; immers van verschillende
zaken, die meer eigenaardig in dien staat thuis hooren, moet reeds
aanteekening gehouden worden, hetzij op reeds bestaande korpsbeschei
den, hetzij afzonderlijk, zoo o. a. de aanteekeningen betreffende het
al of niet doorgemaakt hebben van beri-beri, welke aanteekeningen