1139 bevordering, blijkende uit hunne sedert gevolgde promotie en zouden dus bij detacheering in Indië onmiddellijk den luitenant-kolonelsrang bekleeden of, daar zij voor dezen rang de geschiktheid nog niet bezitten, dien van majoor, waardoor het euvel blijft bestaan en om bij terugkeeren, naar Nederland weer kapitein of majoor te worden. Omgekeerd zouden volgens datzelfde officiersboekje Indische luitenant-kolonels in Neder land rangschikken onder de jongste helft der Nederlandsche kapiteins. Wij zijn dan ook van meening, dat de door schrijver voorgestane toestand tot veel ongewenschter gevolgen zoude leiden, dan die, welke men zoude verkrjjgen, indien aan de thans bestaande wettelijke sanctie werd verleend, ^^jj hopen voor onze Nederlandsche kameraden, dat door wijziging in de bepalingen, die bevordering en ontslag beheerschen, hunne promotie in den vervolge meer gelijken tred moge houden met die der Indische officieren, doch uit een militair en een krijgstuch- telijk oogpunt, meenen wij, ten sterkste te moeten opkomen tegen voorstellen als onderwerpelijke, wier verwezenlijking o.i. veel gevaar lijker zoude zijn dan de bestaande toestand of die, welke geboren zoude worden uit eene wettelijke sanctie daarvan, en zulks temeer, wijl men in Indië tracht, zooals K. terecht opmerkt, de gedetacheerden te plaatsen onder oudere chefs of in speciale betrekkingen. Dat de detacheering van oudere Indische luitenants en van Indische kapiteins zeer moeilijk is, omdat zulks de promotie zoude stremmen, is waar; voor de detacheering van Nederl. kapiteins naar Indië geldt echter volkomen hetzelfde motief, want al is de promotie daar sneller, het onrecht tegenover hen, die bevordering zouden maken, indien die detacheeringen niet hadden plaats gevonden, blijft bestaan en wordt niet verminderd door de omstandigheid, dat in Indië de promotie toch reeds vlugger geschiedt dan bij het Nederl. leger. Wij achten het dan ook beter om detacheeriugen van kapiteins, trouwens toch eene zeldzaamheid, geheel te doen vervallen (behalve natuurlijk die bij de Krijgsschool enz.) en voor de l6 luitenants te bepalen, dat zij in de sterkte der 2e luitenants rekenen, zooals ook geschied is met de Nederl. officieren, die in grooten getale in 1894 naar Indië werden gedetacheerd en door welke bepaling ieders rechten onaangetast blijven. De verloftijd der Indische officieren te bezigen voor detacheering

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 619