1140 bij het Nederl. leger, ia niet doenlijk. Zij, die voor ziekte met verlof zjjn, zijn vanzelf van die detacheering uitgesloten en zij, die na tien jarig of langer verblijf in de koloniën één jaar verlof genieten, heb ben het zedelijk recht dat jaar te benutten zooals hun goeddunkt. Yooral de zomermaanden, zijnde die, waarin men meestentijds eerst kort in patria is (de meeste verlofgangers vertrekken, met het oog op het klimaat, in het voorjaar uit Indië) heeft men wel noodig om wat op zijn verhaal te komen en het zoude niet wenschelijk zijn den Indischen offi cier juist dan te detacheeren, wanneer door manoeuvres enz. de dienst het drukst en vermoeiendst is. Daarenboven bevindt zich ook onder hen, die wegens langdurig verblijf met verlof gaan, menig officier, die zonder ziek te zijn rust noodig heeft, getuige de vele verlofsverlen gingen, die ook voor hen noodig worden geacht. Zij, die zich tot arbeiden in staat gevoelen, vragen thans reeds menigmaal eene deta cheering bij de schietschool te 's Gravenhage of Oldenbroek aan, terwijl men bij de beoordeeling van den duur der verloven niet mag verge ten, dat in Indië slechts bij uitzondering verlof wordt gevraagd om andere redenen dan ziekte, zoodat een jaar verlof naar Europa (waarvan 2 maanden reis afgaan) te beschouwen is als een verlof na 10 of meer jaren onafgebroken dienst. Meer gevoelen wij dan ook voor het in het slotgedeelte van K's opstel voorkomende denkbeeld, om eene betere verhouding te scheppen tusschen de, diensttijden in beide legers, althans in dien zin, dat de voor pensioen verplichte tijd in Nederland worde verkort. Daardoor zal, voor een deel althans, schrijvers grief worden weggenomen en tevers de kracht van het Nederl. officierskorps worden verhoogd. Naar een wet op bevordering en ontslag ziet het Indische leger reeds sedert lang verlangend uit. E. v Thiel. Batavia, October 1899.

Tijdschriftenviewer Nederlands Militair Erfgoed

Indisch Militair Tijdschrift | 1899 | | pagina 620