NOGMAALS MET GEWEER SACHSE.
Hoewel de reden, waarom ik dit ontwerp-geweer in de 10e aflevering
van het I. M. T. 1899 in beschouwing nam, geheel is weggenomen
door de verklaring van Si Omong in de Java-Bode van Woensdag
20 September jl., waarvoor ik dien schrijver mijn dank betuig,
wend ik mij toch nogmaals tot den Redacteur van bovengenoemd
Tijdschrift, met het verzoek nog eenmaal een kleine plaatsruimte
te willen afstaan om op dit onderwerp terug te komen.
Door den laatsten zin van het schrijven van den Heer Sachse in
de 11® aflevering van het I. M. T. 1899, acht ik mij verplicht dit
schrijven te beantwoorden, want er zullen lezers zijn, die onzen
pennestrijd maar vluchtig lezende, door het slot van bedoeld schrijven,
luidende: „of het nu te veel van mij gevergd zou zijn de juistheid
van zijn wederlegging (dus de onjuistheid van mijn betoog) te er
kennen", den indruk zullen gekregen hebben, dat het geweer Sachse
werkelijk eenige waarde heeft.
Het spijt mij, maar die erkenning wil mij niet uit de pen vloeien.
Integendeelde weerlegging van den Heer S. maakt de zaak niet beter.
Ik zal, om dit den lezer duidelijk te maken, de ter sprake gebrachte pun
ten in het hort nog eens behandelen, maar vooraf twee opmerkingen, nl.
le. De Heer S. zegt dat men zich dikwijls vergist heeft in de
teekening.
Hier had moeten staan, dat door de onvolledigheid van de teekening
en van de beschrijving het soms moeilijk was na te gaan wat bedoeld
werd. M.i. moet men, als men zich tot het Legerbestuur wendt
met een verzoek als dat van den Heer beginnen met eene volledige
duidelijke teekening of beschrijving (of beide) te leveren.
2®. De Heer S. zegt:
„als de aanbrengerveer te kort is, dat men haar langer make
„als de trekkerplaat te zwak is, dat men haar versterkeals de
„patroontrekker te dun is, dat men haar verdikke."