593
heelt geen merkbaren invloed op den rook en het vast overblijfsel.
Wanneer het kruit uit zuiver Nitrocellulose bestaat, zullen wij tot
ontledingsproducten krijgen:
KooloxydeCO24.°/0
WaterstofH2.4
Zuurstof,055.6
Stikstof.N12.7
YochtH2 02.6
Mineraal achterblijfsel2.4
Hieruit blijkt genoegzaam dat het kruit rookvrij is en bijna geen
vast overblijfsel nalaat.
Kwamen in de eerste j'aren al eens kleine ongelukken voor door 't
springen van loopen enz., dit waren gebreken, die door de meer en
meer vooruitgaande techniek verdwenen.
Werd in de hulzen van de Pransche geweerpalroon een ledige ruimte
gelaten om daardoor den gasdruk wat te verminderen en werd dit
voorbeeld zelfs later nog gevolgd, thans is voldoende gebleken, dat
bij goed gegelatineerd kruit de brisante werking niet zoo groot is,
dat deze voorzorg noodig is.
Het 15 gram zware Lefcelprojectiel is ongeveer 4 kaliber lang
en had dus, om in zijn baan steeds met de punt naar voren vooruit
te gaan, een heel wat snellere rotatie noodig of wat hetzelfde zeggen
wil de trekken moesten een veel kleineren spoed hebben dan noodig
was bij de vroegere projectielen, die zelden langer dan 21/2 kaliber
wareD. Ook werd door 't kleinere kaliber, de daaruit volgende verlen
ging van 't projectiel en het kleiner worden van den spoed, het gebruik
van gewoon looden kogels uitgesloten en kwamen de mantelprojectielen
in gebruik. Het indringingsvermogen nam sterk toe, terwijl een
mensch op 31/2 K.M. afstand nog zoodanig verwond werd, dat hij
bepaald ongeschikt was om verder te strijden.
Alhoewel de latere geweerprojectielen allen voorzien zijn van
mantels, die in den beginne uit koper, later uit staalblik en nikkel
bestonden en het indringingsvermogen nog toenam na iedere ver
betering, heeft de Majoor Rubin in Zwitserland een projectiel ingevoerd,
dat geheel van lood was, de punt was alleen gepantserd, het verdere
cylindrische gedeelte was omgeven door gevet papier, terwijl het bleek,
7)
Dl. IX, 1899. 40