625
men van de meeste Sandelhout» ook al niet zeggen. Zou nu dat zoo
veel grootere, maar daarentegen kalmere, goedaardige, volgzame paard
den inlander zoo'n angst inboezemen Misschien op het eerste ge
zicht, maar zeker Diet bij een nadere kennismaking. In alle geval
neme men er eerst de proef mede, alvorens dit onder de bezwaren
te noemen.
Ten slotte de ook wel eens geuite meening, dat het groote paard
niet zoo zou kunnen klauteren en klimmen als de Sandelhout en zich
minder goed in het terrein zou bewegen.
Ook dit bezwaar kan ik niet deelen. Waarom zou een groot
paard met voldoende oefening niet hetzelfde kunnen prestoeren als
een klein? Dit is maar een quaestie van africhting. Zoudt ge denken,
dat de paarden in Br. Indië bijv. niet behoeven te klimmen? Denken
we maar eens aan het bergterrein in Opper-Burmah op de N. West
grens. Welke oefeningen worden voor dat doel niet gehouden door
de Italiaansche cavalerie, getuige het artikel daaromtrent verschenen
in de Revue de cavie. (Jan 1897) en waarvan ook photografische
opnamen gepubliceerd zijn in de Illustration 1897.
De ritmeester Happé schrijft trouwens dienaangaande van de Austr.
paarden:
„De terreinen, waarin zij gebruikt worden, zijn zeer verschillend,
„zoowel laag en drassig, heuvelachtig en zandig als bergachtig.
„De paarden worden bijna zonder uitzondering gefokt in zeer heuvel'
„achtige streken en zijn daarom goed ter been; dit bewjjzen zij
„herhaaldelijk o. a. bij het drijven van vee over de bergruggen,
„wanneer de steilste hellingen soms in snellen galop moeten wor-
„den afgegaan, om een weerbarstige koe of stier bij de kudde te
„brengen."
De Sandelhouts, gewend aan de lage vlakke terreinen zijn ook vol
strekt niet dadelijk geschikt voor bergterrein; zij moeten hierin ge
oefend worden.
Met het bovenstaande hoop ik de overtuiging gevestigd te hebben,
dat een remonteering met paarden van Eur. taille een gebiedende
eisch is voor de slagvaardigheid van het leger en dat de kosten lang
zoo hoog niet zijn als men wel zou meenen.
Deel. II, 1899. 12