87
een half valide sergeant-vrijwilliger of als zoodanig gepensionneerde
kan nog best een klas recruten opleiden.
Nederland zou bij een militie-stelsel gedurende enkele maanden per
jaar veel instrucriekader noodig hebben, vooral onderofficieren. Welnu,
de oud gediende Indische sergeanten-majoors enz. kunnen tegen een
toelage boven hun pensioen of gagement daarvoor gebruikt worden.
Voor den Indischen onderofficier dus nog een aardige toekomst in
Nederland, terwijl het Nederlandsche leger zeer gemakkelijk een ge
schikt personeel tijdelijk actieven krijgt. Men laat aan de miliciens
door deze onderofficieren de eerste opleiding geven, na 2 of 3 maanden
neemt het werkelijke kader de afgeëxerceerde manschappen over en
de instructeurs gaan weer met verlof en kosten dus den staat alleen
iets wanneer zij dienst presteeren.
Bestonden de troepen der Nederlandsche staande armee uit bijv
1 regiment Grenadiers en Jagers van 4 bataljons en 1 depót-bataljon
(reconvalescenten), 2 regimenten cavalerie van 5 escadrons en 1
depót-escadron, benevens in dergelijke verhouding sterke artillerie en
genietroepen, dan zou dat bij elkaar misschien een 8000 man vrij
willigers bedragen, waarbij dan de vroeger genoemde instructeurs en
de onderofficieren- hulp- instructeurs (tijdelijke) te voegen zijn. Dat
maakt dus nog niet de helft van het aantal,dat generaal Eland
verlangt, terwijl in 'c bovengeschetste stelsel tusschen Nederland
en Indië samenwerking plaats heeft in stede van de concurrentie,
welke het ontwerp van den M. v. O. veroorzaken zou.
Die keurtroepen zou men zoowel bij binnenlandsche onlusten als
voor een plotseling noodige aanvulling van het Indische leger steeds
onder de hand hebben. De instructeurs zouden bij deze afdeelingen,
die op nagenoeg volle sterkte kunnen zijn, een goede leerschool
doorloopen, terwijl het Nederlandsche beroepskader thans zelden, de
hoofdofficieren zelfs nooit, met troepen werken, die hun een denkbeeld
kunnen geven van hun commando in oorlogstijd.
De aanvulling van 't Nederlandsche element in de Indische krijgs
macht zou verzekerd zijn, en wel op minder kostbare en moreel hooger
staande wijze dan onder 't werf- en aanbrengsysteem mogelijk is.
Ik geloof ook, dat de tegenstanders van 't bestaan eener Kol. Reserve
in Nederlandmet de hier geschetste regeling vrede zouden hebben.