EEN EN ANDER OVER DE FORMATIE DER INFANTERIE
VAN IIET NEDERLANDSCII-INDISCH LEGER.
Meer dan eenig ander leger moet het onze ten allen tijde slag
vaardig zijn. Ook bij een leger van vrijwilligers blijft dit een zware
ei8cb. Immers, voor die slagvaardigheid is noodig, dat uitrusting,
bewapening en oefening niets te wenschen overlaten dat onder alle
omstandigheden eene goede verpleging en eene regelmatige aanvulling
der verliezen verzekerd is. Dat een leger van vrijwilligers al in zeer
slechte conditie verkeert, wanneer het arbeidsveld van dat leger ver
van het moederland en bovendien in tropische landen is gelegen, is
duidelijk.
Verpleging en aanvulling zijn dan haast onoverkomelijke moeielijk-
heden, die de slagvaardigheid van het leger ernstig in de waagschaal
kunnen stellen. Nemen wij deze kwestie speciaal met het oog op
ons koloniaal leger in beschouwing, dan blijkt, dat dit in deze zelfs
niets voor heeft boven een militieleger in Europa.
Hierbij treedt op den voorgrond, dat het Indisch leger geheel ten
laste komt van de koloniale middelen en dat die middelen niet ver
oorloven de normale legersterkte in overeenstemming te brengen
met de taak, die het leger in buitengewone omstandigheden te ver
vullen zal hebben.
In gewone tijden moge het weinig meer moeite kosten om een
deel van ons leger te velde te zenden, dan in Europa een deel van
het leger op manoeuvre, in buitengewone tijden zal hier, als ginds,
het vraagstuk moeten worden opgelost hoe in korten tijd het leger
met bruikbare elementen zoodanig te versterken, dat het berekend is
voor de taak, die het dan ten deel valt. Zijn in Europa ten allen
tijde voor die buitengewone uitbreiding reeds grootendeels geoefende
reserves beschikbaar, kan daar geestdriftvolle toewijding een equivalent
zijn voor mindere geoefendheid, de zucht naar zelfbehoud een machtige
prikkel om heel het volk te doen samenwerken met het leger, dat